ECLI:NL:HR:2005:AT5487
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslag inkomstenbelasting en toerekening van verzuim
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 15 mei 2003, betreffende een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1996. De belanghebbende had aanvankelijk een aanslag opgelegd gekregen naar een belastbaar inkomen van ƒ 109.884, maar later werd een navorderingsaanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 781.884. Na bezwaar tegen deze navorderingsaanslag, werd de uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, wat leidde tot het cassatieberoep.
De Hoge Raad beoordeelt in deze uitspraak de klachten van belanghebbende. De eerste klacht betreft de vraag of de Inspecteur zich bij het opleggen van de primitieve aanslag redelijkerwijs bewust had kunnen zijn van de omstandigheden die leidden tot de navorderingsaanslag. De Hoge Raad oordeelt dat deze klacht feitelijke grondslag mist, aangezien het Hof in zijn overwegingen impliciet heeft geoordeeld dat de Inspecteur zich niet bewust hoefde te zijn van deze omstandigheden.
De tweede klacht betreft de toerekening van een verzuim van de belastingdienst aan de Inspecteur. De Hoge Raad concludeert dat het verzuim van de eenheid van de belastingdienst te S, die verzuimde een kopie van een geregistreerde akte naar de Inspecteur te zenden, niet kan worden toegerekend aan de Inspecteur. De Hoge Raad volgt de conclusie van de Advocaat-Generaal en verklaart het beroep ongegrond. De proceskosten worden niet toegewezen, omdat de Hoge Raad geen termen aanwezig acht voor een veroordeling in de proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door de vice-president en vier raadsheren, en openbaar uitgesproken op 11 november 2005.