ECLI:NL:OGEAC:2016:21

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
11 maart 2016
Publicatiedatum
28 juni 2016
Zaaknummer
500.00086/14
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtelijke omkoping, valsheid in geschrift en witwassen door een voormalig minister-president van Curaçao

In deze zaak is de verdachte, een voormalig minister-president van Curaçao, beschuldigd van ambtelijke omkoping, valsheid in geschrift en witwassen. De verdachte heeft in de periode van 1 januari 2010 tot en met 8 oktober 2010 giften aangenomen van een ondernemer, wetende dat deze giften bedoeld waren om hem te bewegen om in strijd met zijn ambtsplichten te handelen. De verdachte heeft samen met anderen valse facturen opgemaakt om de herkomst van deze giften te verhullen. Daarnaast heeft hij geldbedragen, die afkomstig waren uit deze misdrijven, gewitwasd door gebruik te maken van verschillende bankrekeningen en vennootschappen. Tijdens huiszoekingen zijn frequency jammers aangetroffen in de woning van de verdachte, die zonder de benodigde vergunning aanwezig waren. Ook heeft de verdachte een valse kennisgeving van verlies van zijn diplomatiek paspoort gedaan. Het Gerecht heeft de verdachte schuldig bevonden aan alle tenlastegelegde feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en ontzetting uit het passieve kiesrecht voor vijf jaar.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op (datum) te Curaçao,
wonende te Curaçao, (adres).

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 20 maart 2015, 5 juni 2015, 17 juni 2015, 9 september 2015, 4 november 2015, 11 december 2015 en 17 en 19 februari 2016. De verdachte is op voormelde terechtzittingen verschenen, bijgestaan door zijn raadsman mr. [PERSOON]F. Sulvaran. Op 5 juni 2015 en 17 en 19 februari 2016 is de verdachte ook bijgestaan door mr. P.C. Janssen, op 5 juni 2015 ook door mr. S.D.M. Roseburg en op 17 en 19 februari 2016 ook door mr. Ch. Peterson.
Het openbaar ministerie heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van de feiten 1, 2, 3, 4 en 5 te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van voorarrest, en de ontzetting van de verdachte uit het passieve kiesrecht voor de duur van vijf jaren. Tenslotte is onttrekking aan het verkeer gevorderd van de inbeslaggenomen frequency jammers en teruggave verzocht van de inbeslaggenomen audio-jammers en de spy-phone protectors aan de verdachte en het inbeslaggenomen diplomatiek paspoort aan het Kabinet van de Gouverneur.
De raadslieden hebben verschillende verweren gevoerd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Feit 1: Ambtelijke omkoping
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 8 oktober 2010 te Curaçao in de voormalige Nederlandse Antillen en/of de Verenigde Staten van Amerika en/of Zwitserland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en) althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
als ambtenaar, te weten als Eilandsraadslid van het Eilandsgebied Curacao (telkens) (een) gift(en) of belofte(s),
afkomstig van en/of gedaan door of namens [mede verdachte 1]. (al dan niet via [bedrijf]. althans via (een van de) tot het A W G o C(concern) behorende bedrijven en/of personen), te weten
  • een geldbedrag van (ongeveer) USD [USD],- en/of
  • een geldbedrag van (ongeveer) USD [USD$],-
althans een of meer geldbedrag(en),
heeft aangenomen, (al dan niet via [medeverdachte 2]),
(telkens) wetende dat deze/die gift(en) en/of belofte(s) aan hem, verdachte, werd(en) gedaan teneinde hem, verdachte, te bewegen om, al dan niet in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten,
te weten het (telkens):
  • aangaan en/of onderhouden van een relatie tussen hem, verdachte en [mede verdachte 1]., teneinde (aldus) voor [mede verdachte] (en/of zijn bedrijven en/of (een van de) tot het A W G o C(concern) behorende bedrijven en/of personen) een voorkeursbehandeling te bewerkstelligen, en/of
  • (anders dan om zakelijke redenen) begunstigen van [mede verdachte] (en/of zijn bedrijven en/of (een van de) tot het A W G o C(concern) behorende bedrijven en/of personen) en/of
  • verstrekken van nog geheime en/of (nog) niet openbare en/of interne overheidsinformatie aan [mede verdachte 1] (en/of zijn bedrijven en/of (een van de) tot het A W G o C(concern) behorende bedrijven en/of personen) en/of
  • verstrekken van invloed aan deze [mede verdachte] in de Curaçaose overheid (via de nieuw op te richten politieke partij [politieke partij].) en/of (onder meer) via een overeenkomst en/of promissory note aan [medeverdachte 1]. (verplicht) (vooraf) instemming vragen voor de kieslijst van de politieke partij [politieke partij]. en/of benoeming van leden van de Regering en/of voor personen op politieke en/of publieke topfuncties op Curaçao en/of
  • door verdachte (met aanwending van zijn huidige en/of toekomstig gezag en invloed als ambtenaar) bevorderen en/of adviseren van en/of zorgdragen voor en/of opdragen aan en/of zich ervoor inspannen dat [medeverdachte 1]. (internationaal) wordt aanbevolen en/of
  • door verdachte (met aanwending van zijn huidige en/of toekomstig gezag en invloed als ambtenaar) bevorderen en/of adviseren van en/of zorgdragen voor en/of opdragen aan en/of zich ervoor inspannen dat [medeverdachte 1]. en/of (een van de) tot het A W G o C(concern) behorende personen zal/zullen worden aangesteld in een prestigieuze en/of belangrijke institutionele functie te Curaçao;
Feit 2: Valsheid in geschrift
hij op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 januari 2010 tot en met 1 juli 2010, te Curaçao in de voormalige Nederlandse Antillen en/of Italië, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
twee, althans één, factu(u)r(en) van [Vennootschap]. (gericht aan [bedrijf]), te weten:
- een factuur met factuurnummer [nummer 1] (gedateerd 4 mei 2010) ten bedrage van [USD],00 USD (onder vermelding van de omschrijving “Assembly and Testing Playing Tracking Module (Vlt Italian Market)” en/of “On-Board Firmware testing”) en/of
- een factuur met factuurnummer [nummer 2] (gedateerd 7 juni 2010) ten bedrage van [USD] USD (onder vermelding van de omschrijving “Assembly and testing Tracking Module (Vlt Italian Market)” en/of “On-Board Firmware testing”);
zijnde (telkens)( een) geschrift(en) waaruit enig recht en/of enige verbintenis en/of enige bevrijding van schuld kan ontstaan en/of dat bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of vervalst, met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken, terwijl uit dat gebruik enig nadeel is/kon ontstaan,
bestaande die valsheid hierin dat verdachte en/of zijn mededader(s)
  • opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid in genoemde factu(u)r(en) heeft/hebben vermeld dat door het bedrijf [vennootschap] vermelde werkzaamheden en/of diensten zijn verricht (voor het bedrijf [bedrijf]), terwijl in werkelijkheid vermelde werkzaamheden en/of diensten niet zijn verricht en/of
  • opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid in genoemde factu(u)r(en) heeft/hebben vermeld dat de factu(u)r(en) afkomstig is/zijn van het bedrijf [vennootschap] en/of op naam gesteld is/zijn op het bedrijf [vennootschap], terwijl in werkelijkheid de factu(u)r(en) niet afkomstig is/zijn van het bedrijf [vennootschap] en/of op naam gesteld is/zijn op het bedrijf [vennootschap] en/of
  • opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid op genoemde factu(u)r(en) het/de factuurnummer(s) [nummer 1] en/of [nummer 2] heeft vermeld als zijnde (een) factuurnummer(s) van het bedrijf [vennootschap], terwijl in werkelijkheid vermelde factuurnummer(s) niet is/zijn uitgegeven door het bedrijf [vennootschap]. ;

artikel 230 lid 1 Wetboek van Strafrecht NA (oud)

Feit 3: Witwassen
hij op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 januari 2010 tot en met 15 november 2011 te Curaçao en/of Curaçao in de voormalige Nederlandse Antillen en/of de Verenigde Staten van Amerika en/of Zwitserland en/of Italië, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) van een voorwerp, te weten een of meer geldbedrag(en) ter waarde van (in totaal) USD [USD] of daaromtrent, en/of (vervolgens) ter waarde van
  • 15.000 USD en/of
  • 10.000 USD en/of
  • 50.000 USD en/of
  • 50.000 USD en/of
  • 53.422 USD en/of
  • 20.000 USD,
in elk geval van enig(e) geldbedrag(en) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of begre(e)p(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit (deze) geldbedrag(en) – onmiddellijk of middelijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
artikel 435a of c, beide lid 1 sub a Wetboek van Strafrecht NA (oud)
en/of
hij op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 januari 2010 tot en met 15 november 2011 te Curaçao en/of Curaçao in de voormalige Nederlandse Antillen en/of de Verenigde Staten van Amerika en/of Zwitserland en/of Italië, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) een voorwerp, te weten een of meer geldbedrag(en) ter waarde van (in totaal) USD [USD] of daaromtrent, en/of (vervolgens) ter waarde van:
  • 15.000 USD en/of
  • 10.000 USD en/of
  • 50.000 USD en/of
  • 50.000 USD en/of
  • 53.422 USD en/of
  • 20.000 USD,
heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van dat/die geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en en/of begre(e)p(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit (deze) geldbedrag(en) – onmiddellijk of middelijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
artikel 435a of c, beide lid 1 sub b Wetboek van Strafrecht NA (oud)
Feit 4: Voorhanden hebben ‘jammers’
(voorhanden hebben technisch hulpmiddel voor onbruikbaar maken, stoornis veroorzaken werk voor telecommunicatie)
hij op of omstreeks 9 december 2013, althans in de maand december 2013, in Curaçao tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
zeven, althans één of meer, technisch(e) hulpmiddel(en) dat/die hoofdzakelijk geschikt gemaakt en/of ontworpen is/zijn voor het opzettelijk vernielen en/of beschadigen en/of onbruikbaar maken en/of veroorzaken van een stoornis in de gang en/of in de werking van een geautomatiseerd werk of enig werk voor telecommunicatie,
te weten (een)
  • audio-jammer, Capri Electronics LLC AJ-34 [beslagnummer] en/of
  • audio-jammer, Capri Electronics LLC AJ-34 [beslagnummer] en/of
  • audio-jammer, Capri Electronics LLC AJ-34 [beslagnummer ] en/of
  • spy-phone protector, GSM safe 3 [beslagnummer ] en/of
  • spy-phone protector, GSM safe 3 [beslagnummer] en/of
  • frequency-jammer, merkloos met serienummer [serienummer] [beslagnummer ] en/of inclusief bijbehorende afstandbediening [beslagnummer] en/of
  • frequency-jammer, merkloos zonder serienummer [beslagnummer]
heeft vervaardigd en/of verkocht en/of verworven en/of ingevoerd en/of verspreid en/of ter beschikking gesteld en/of voorhanden heeft gehad,
met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 2:107 eerste lid van het Wetboek van Strafrecht wordt/werd gepleegd;
artikel 2:107 lid 2 onder a van het Wetboek van Strafrecht
en/of
(voorhanden hebben radio-elektrische zendinrichting zonder machtiging)
zij op of omstreeks 9 december 2013, althans in de maand december 2013 , in Curaçao, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
twee, althans een of meer, radio-elektrische zendinrichtingen, te weten (een):
  • frequency-jammer, merkloos met serienummer [serienummer] [beslagnummer] en/of inclusief bijbehorende afstandbediening [beslagnummer] en/of
  • frequency-jammer, merkloos zonder serienummer [beslagnummer]
(anders dan krachtens concessie) heeft aangelegd en/of aanwezig heeft gehad en/of heeft gebruikt en/of geëxploiteerd, terwijl aan hem, verdachte, hiertoe geen machtiging van de Minister (van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning) was afgegeven/verleend;
artikel 15, Landsverordening op de telecommunicatievoorzieningen
Feit 5: Valsheid in geschrift verlies paspoort
hij op of omstreeks 15 april 2013, althans in het jaar 2013, te Curaçao tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
opzettelijk een “kennisgeving verlies reisdocument” van het (Nederlands) diplomatiek paspoort op naam van [verdachte] met nummer [nummer], zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of vervalst, althans valselijk heeft doen opmaken en/of doen vervalsen (telkens) met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken, bestaande de valsheid of vervalsing hierin dat in die genoemde kennisgeving van verlies reisdocument valselijk en/of in strijd met de waarheid was opgenomen en/of vermeld dat hij verdachte, het reisdocument (te weten diplomatiek paspoort op naam van [verdachte] met nummer [nummer]) is verloren in de periode tussen september 2012 en (eind) november 2012 (omdat hij het niet heeft terug gekregen tezamen met zijn privé spullen na de abrupte regeringswisseling van 29 september 2012);
artikel 2:184 lid 1 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op of omstreeks 17 april 2013, althans in of omstreeks de maand april 2013 tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, te Curaçao meermalen, althans eenmaal,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van één of meer valse of vervalste geschriften,
te weten een “kennisgeving verlies reisdocument” van het (Nederlands) diplomatiek paspoort op naam van [verdachte] met nummer [nummer], zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst en/of
opzettelijk zodanig(e) geschrift(en) heeft afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad,
terwijl hij (telkens) wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die/dat geschrift(en) bestemd was/waren voor zodanig gebruik, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, genoemde “kennisgeving verlies reisdocument” heeft gestuurd/gemaild naar het kabinet van de Gouveneur, en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat in dat/die “kennisgeving verlies reisdocument” (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid was opgenomen en/of vermeld dat hij verdachte, het reisdocument (te weten diplomatiek paspoort op naam van [verdachte] met nummer [nummer]) is verloren in de periode tussen september 2012 en (eind) november 2012 (omdat hij het niet heeft terug gekregen tezamen met zijn privé spullen na de abrupte regeringswisseling van 29 september 2012);
artikel 2:184 lid 2 Wetboek van Strafrecht

3.Voorvragen

3.1.
Geldigheid van de dagvaarding
De verdediging heeft met betrekking tot het onder 4 tenlastegelegde feit aangevoerd dat de dagvaarding partieel nietig is, namelijk voor wat betreft de zinsnede “met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 2:107 eerste lid van het Wetboek van Strafrecht (Sr) wordt/werd gepleegd”, omdat onvoldoende duidelijk is welk misdrijf van artikel 2:107 eerste lid Sr precies wordt bedoeld.
Het Gerecht verwerpt dit verweer. Aan de verdachte is, kort samengevat, tenlastegelegd dat hij op 9 december 2013 samen met een ander of anderen een of meer technische hulpmiddelen voorhanden heeft gehad, te weten drie audio-jammers, twee spy-phone protectors en twee frequency-jammers, met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 2:107 eerste lid Sr wordt/werd gepleegd. Hiermee is naar oordeel van het Gerecht de dagvaarding voldoende gespecificeerd, nu de verdachte weet waarvan hij wordt verdacht en waartegen hij zich moet verdedigen. De tekst van de tenlastelegging stemt ook overeen met de delictsomschrijving van artikel 2:107 lid 2 onder a Sr. Overigens is het Gerecht uit het onderzoek ter terechtzitting niet gebleken dat bij de verdachte enige onduidelijkheid heeft bestaan omtrent de tenlastelegging, noch dat de verdachte zich daartegen niet naar behoren heeft kunnen verdedigen. Het beroep op de partiële nietigheid van de dagvaarding wordt derhalve afgewezen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding - ook overigens - aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
3.2.
Bevoegdheid van het Gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het Gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
3.3.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging van de verdachte
De verdediging heeft, kort samengevat, het verweer gevoerd dat aan het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. Dit dient volgens de verdediging te leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging. De verdediging heeft aan het verweer een uitgebreid betoog ten grondslag gelegd, dat door het openbaar ministerie op alle onderdelen is weersproken en dat door het Gerecht - voor zover van belang - als volgt wordt beoordeeld.
3.3.1.
Start van het onderzoek
De verdediging heeft aangevoerd dat de start van het onderzoek is gebaseerd op één bron, de MOT-meldingen. Het gaat om MOT-meldingen die in 2010 op onrechtmatige wijze (via onbevoegde en onwettige opdrachten van de gouverneur, de procureur-generaal en het hoofd van de Veiligheidsdienst in een bizarre samenspanning met de Orcobank) zijn verkregen. Deze MOT-meldingen zijn vervolgens opzettelijk (door de Veiligheidsdienst) naar de (sociale) media gelekt. Er is sprake van een politieke vervolging op basis van de in 2010 onrechtmatig verkregen en strafbaar gelekte MOT-meldingen. Het openbaar ministerie heeft geen onderzoek naar het lek ingesteld en een onvolledig dossier aangeleverd. Hierdoor is de verdediging misleid en kan de rechtmatigheid van de informatie, en daarmee de start van het onderzoek, niet worden beoordeeld. Het openbaar ministerie heeft doelbewust en met het oog op het buiten toepassing laten van strafvorderlijke waarborgen het onderzoek uitbesteed aan de Veiligheidsdienst om de MOT-meldingen later als basis te kunnen gebruiken in een strafproces tegen de verdachte [verdachte] (hierna ook: [verdachte].) en medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna ook: [medeverdachte 2). Er is derhalve sprake van een vormverzuim in de zin van artikel 413 Wetboek van Strafvordering (Sv). Door het doelbewust misbruik maken van een overheidsbevoegdheid, is geen sprake van een behandeling van de zaak die aan de eisen van een eerlijk proces voldoet, aldus de verdediging. Het Gerecht overweegt hieromtrent als volgt.
Het verweer is gebaseerd op de stelling dat de start van het onderzoek bestaat uit de MOT-meldingen die in 2010 in de media terecht zijn gekomen. Deze stelling is feitelijk onjuist. Het Gerecht licht dit als volgt to[persoon]
Onder ‘startinformatie’ wordt de informatie die de politie en/of het openbaar ministerie aanleiding geeft een strafrechtelijk onderzoek te starten, verstaan. In het dossier is uitvoerig gerelateerd welke informatie aanleiding heeft gegeven tot het strafrechtelijk onderzoek jegens de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2]. [1] Naar het oordeel van het Gerecht is geen sprake van een onduidelijkheid of onvolledigheid van het dossier, zoals de verdediging heeft betoogd. Het dossier is transparant en de gang van zaken is duidelijk en gedetailleerd in op ambtseed opgemaakte processen-verbaal omschreven. Het Gerecht heeft geen aanleiding deze stukken en gang van zaken in twijfel te trekken. De door de verdediging aangevoerde omstandigheid dat er geen onderzoek is gedaan naar de aangifte van de verdachte [Verdachte] na het aantreffen van spionage apparatuur in zijn auto maakt dat niet anders.
Uit het dossier blijkt dat de aanleiding van het strafrechtelijk onderzoek jegens de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2]. in de eerste plaats is gelegen in het e-mailbericht dat het openbaar ministerie in 2012 heeft ontvangen van het openbaar ministerie te Italië. In dit e-mailbericht was vermeld dat men daar in een lopend onderzoek naar [medeverdachte 1] (
waarmee medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna ook: [medeverdachte 1]) wordt bedoeld, opm. rechter) stukken had gevonden die voor het openbaar ministerie te Curaçao van belang kunnen zijn. Anders dan de verdediging heeft het Gerecht geen reden om aan te nemen dat dit e-mailbericht nooit, of niet medio of in de tweede helft van 2012, door het openbaar ministerie is ontvangen. De advocaat-generaal heeft zijn bevindingen hierover in een ambtsedig proces-verbaal neergelegd [2] en ten overstaan van de rechter-commissaris onder ede nog eens herhaald dat hij het e-mailbericht destijds heeft ontvangen. Daarbij heeft hij alleen de datum van ontvangst van de e-mail gecorrigeerd. Volgens hem betekent ‘medio 2012’ de tweede helft van 2012. [3] Het Gerecht acht zowel het ambtsedig proces-verbaal als de onder ede afgelegde verklaring van de advocaat-generaal betrouwbaar en heeft geen reden aan de juistheid daarvan te twijfelen. De door de verdediging aangevoerde omstandigheid dat de advocaat-generaal het proces-verbaal pas veel later, namelijk op 20 februari 2014, heeft opgemaakt, maakt dat niet anders, nu hij daarvoor een logische en redelijke verklaring heeft: hij heeft dat op verzoek van de zaaksofficier van justitie gedaan ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek tegen [verdachte]. [4]
In de tweede plaats is de aanleiding van het strafrechtelijk onderzoek jegens de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] gelegen in de twee aangiftes die in september en oktober 2012 bij het openbaar ministerie tegen verdachte [verdachte] zijn gedaan. Bij de eerste aangifte zijn onder meer de MOT-meldingen van 2010 en een brief van de stichting Fundashon Akshon Sivil (hierna: FAS) gevoegd. Bij de tweede (anonieme) aangifte is ook een aantal stukken gevoegd, namelijk stukken van de bankrekening van [medeverdachte 2] en een bericht van curaleaks.com waarin wordt gesproken over een connectie tussen de op de bankrekening van [medeverdachte 2] ontvangen bedragen en [medeverdachte 1].
Voorts is de aanleiding van het strafrechtelijk onderzoek jegens [verdachte] en [medeverdachte 2]. gelegen in het werkbezoek dat het openbaar ministerie in december 2012 aan het openbaar ministerie te Italië heeft gebracht. Aldaar heeft het openbaar ministerie inzage gekregen in documenten die daar in beslag waren genomen. Het betreft twee rekeningen van [vennootschap] (hierna ook: [vennootschap]) aan [bedrijf] te Rome met daarop een betalingsinstructi[persoon] Betaling moet volgens die instructie kennelijk niet worden gedaan op de normale rekening van [vennootschap] maar op de Citibankrekening van [medeverdachte 2]. [5] Het Gerecht heeft geen reden over de gang van zaken met betrekking tot het werkbezoek en de inzage in de twee facturen te twijfelen, nu de advocaat-generaal onder ede bij de rechter-commissaris nog eens heeft herhaald dat hij de facturen in december 2012 daadwerkelijk heeft ingezien. Hij herinnert het zich nog en heeft destijds aantekeningen gemaakt en deze in zijn proces-verbaal verwerkt. [6] Het Gerecht acht het proces-verbaal en de getuigenverklaring in zoverre dus eveneens betrouwbaar. De door de verdediging aangevoerde omstandigheid dat de facturen uiteindelijk pas veel later, via een internationaal rechtshulpverzoek, door het openbaar ministerie zijn ontvangen, maakt dat niet anders.
Op basis van al deze informatie heeft de procureur-generaal vervolgens op 28 januari 2013 de opdracht tot het instellen van een feitenonderzoek naar ongebruikelijke transacties van [verdachte]. bij het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties (MOT) aan de Landsrecherche gegeven en is op 6 juni 2013 verzocht dat onderzoek voort te zetten als een strafrechtelijk onderzoek. De omstandigheid dat uit het feitenonderzoek in 2013 MOT-meldingen naar voren zijn gekomen die gelijk zijn aan de door de verdediging genoemde MOT-meldingen die in 2010 waren ‘gelekt’, maakt niet dat de start van het onderzoek op die uitgelekte MOT-meldingen zou zijn gebaseerd, zoals de verdediging heeft betoogd.
Het voorgaande brengt met zich dat de stelling van de verdediging dat sprake is van een politieke vervolging op basis van in 2010 onrechtmatig verkregen en strafbaar gelekte MOT-meldingen, evenmin opgaat. Gebleken is niet dat er zodanige bemoeienis vanuit de politiek is geweest dat dit in al dan niet doorslaggevende mate de opsporing en vervolging van de verdachte heeft gestuurd. Overigens is niet gebleken dat die MOT-meldingen door opsporingsambtenaren of het openbaar ministerie naar de (sociale) media zijn gelekt.
Nu de aan het verweer ten grondslag gelegde stellingen niet opgaan wordt het verweer verworpen.
3.3.2.
Redelijk vermoeden van schuld
De verdediging heeft voorts het verweer gevoerd dat ten tijde van de start van het onderzoek onvoldoende verdenking jegens [verdachte]. bestond. De enige aanwijzing bestond uit de MOT-meldingen. Er was geen sprake van ‘MOT verdachte transacties’, aldus de verdediging.
Uit hetgeen hiervoor onder 3.3.1. is overwogen, volgt dat de verdenking jegens de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2]. is gebaseerd op de informatie uit Italië, de twee aangiftes met onder meer de MOT-meldingen betreffende [verdachte], de bankstukken van [medeverdachte 2]. en het werkbezoek van het openbaar ministerie aan het openbaar ministerie te Italië waarbij facturen zijn ingezien op naam van [vennootschap] met de betaalgegevens van [medeverdachte 2]. De feiten en omstandigheden die uit deze informatie volgen, geven naar het oordeel van het Gerecht objectief bezien een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit zoals bedoeld in artikel 47 lid 1 Sv. Het verweer wordt derhalve verworpen.
3.3.3.
Gerechtvaardigde verwachting van niet vervolging
Door de verdediging is voorts betoogd dat in de brief van de procureur-generaal aan de gouverneur d.d. 29 december 2010 en de brief van de gouverneur aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties d.d. 12 januari 2011 een toezegging tot het niet vervolgen van [verdachte] is vervat. De herhaaldelijke mededelingen en het tijdsverloop tussen genoemde brieven en de dag van de huiszoeking (9 december 2013) moeten ertoe leiden dat bij [verdachte] het gerechtvaardigde vertrouwen is gewekt dat hij niet zou worden vervolgd. De beslissing van het openbaar ministerie om [verdachte] toch te vervolgen is in strijd met het vertrouwensbeginsel, aldus de verdediging.
Het Gerecht stelt voorop dat niet ter discussie staat dat genoemde brieven door [verdachte] zijn ontvangen en dat de mededelingen uitlatingen betreffen die aan het openbaar ministerie zijn toe te rekenen. Het betoog van de verdediging behoeft op dat punt dus geen bespreking.
Van handelen in strijd met het vertrouwensbeginsel is sprake indien door het openbaar ministerie gedane, of aan het openbaar ministerie toe te rekenen, uitlatingen (of daarmee gelijk te stellen gedragingen) bij de verdachte het gerechtvaardigde vertrouwen hebben gewekt dat hij niet (verder) zal worden vervolgd. Naar het oordeel van het Gerecht is hiervan in deze geen sprak[persoon] Dit wordt als volgt toegelicht.
In het schrijven van de procureur-generaal d.d. 29 december 2010 is vermeld dat gelet op de informatie die voor het openbaar ministerie beschikbaar is “er - vooralsnog - geen termen aanwezig” zijn om een strafrechtelijk onderzoek in te stellen tegen [verdachte]. In de brief van de gouverneur d.d. 12 januari 2011 is vermeld dat de MOT-meldingen ten aanzien van de premier (
[verdachte], opm. rechter) op zich “vooralsnog” geen grond vormen voor strafrechtelijk onderzoek en dat de meldingen “sec” onvoldoende aanleiding vormen voor op zichzelf staand strafrechtelijk onderzoek. Uit de brieven blijkt duidelijk dat de daarin vervatte uitlatingen zijn gebaseerd op de informatie die op dat moment beschikbaar was. Zij maken een uitdrukkelijk voorbehoud: er is op basis van die informatie “vooralsnog” geen reden voor verdere vervolging. Hiermee is geen sprake van een toezegging die een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel rechtvaardigt. Nu er, zoals hiervoor onder 3.1.1. reeds is overwogen, in 2012 nieuwe informatie bij het openbaar ministerie is binnengekomen, gaat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet op. Het verweer wordt verworpen.
3.3.4.
Willekeur en beginselen van een goede procesorde
Door de verdediging is voorts aangevoerd dat sprake is van willekeur en dat het openbaar ministerie heeft gehandeld in strijd met de beginselen van een goede procesord[persoon]
Het Gerecht stelt in dit verband voorop dat in artikel 207, eerste lid, Sv aan het openbaar ministerie de bevoegdheid is toegekend om zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging moet plaatsvinden. De beslissing om tot vervolging over te gaan, leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing. Er is slechts in uitzonderlijke gevallen plaats voor een niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesord[persoon]
De vraag die ter toetsing voorligt, is of het openbaar ministerie na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de vervolgingsbeslissing heeft kunnen komen of dat sprake is van onverenigbaarheid met een redelijke en billijke belangenafweging. Het Gerecht dient te beoordelen of hier sprake is van het uitzonderlijke geval dat geen redelijk handelend lid van het openbaar ministerie heeft kunnen oordelen dat met (voortzetting van) de vervolging van deze persoon of personen enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn. In het geval van een zodanige, aperte onevenredigheid van de vervolgingsbeslissing is de (verdere) vervolging onverenigbaar met het verbod van willekeur, dat ook wel wordt omschreven als het beginsel van een redelijke en billijke belangenafweging.
Naar het oordeel van het Gerecht kan niet worden geconcludeerd dat geen redelijk handelend lid van het openbaar ministerie heeft kunnen oordelen dat met (voortzetting) van de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn. Uit de redactie van de tenlastelegging vloeit voort dat de verdachte wordt verweten dat hij het algemeen belang heeft geschaad. Zo zou [verdachte] valse facturen hebben opgemaakt en gelden hebben witgewassen, terwijl men in het maatschappelijk verkeer moet kunnen uitgaan van de echtheid van facturen en de legale herkomst van opbrengsten. [verdachte] wordt bijvoorbeeld ook verweten dat hij zich als ambtenaar heeft laten omkopen. De samenleving moet erop kunnen vertrouwen dat een ambtenaar integer handelt en heeft belang bij een integere overheid. Dit zijn algemene belangen die bescherming behoeven.
De verdediging heeft nog betoogd dat er sprake is van een samenwerking tussen het openbaar ministerie, FAS en de (anonieme) aangever(s) tegen [verdachte] en dat zijn vervolging ook in zoverre een politieke vervolging is. Los van de vraag of dit relevant is, aangezien het openbaar ministerie na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de vervolgingsbeslissing heeft kunnen komen, is deze stelling niet aannemelijk geworden. Uit het feit dat FAS de afwachtende houding van het openbaar ministerie niet accepteerde en daarom een artikel 15 Sv procedure is begonnen, en uit het klaagschrift van FAS in die procedure [7] blijkt juist het tegendeel. De omstandigheid dat de anonieme aangifte met de gelekte geheime bankgegevens van [medeverdachte 2] een dag na de verkiezingen bij de procureur-generaal is ingediend, zoals de verdediging heeft aangevoerd, maakt niet dat sprake is van een politieke vervolging.
Het verweer wordt derhalve ook op dit onderdeel verworpen.
3.3.5.
Onrechtmatige huiszoekingen
De verdediging heeft voorts het volgende verweer gevoerd. Het openbaar ministerie heeft hangende de door FAS bij het Hof aangespannen procedure ex artikel 15 Sv en terwijl het had meegedeeld dat het de enquêteprocedure zou afwachten, vorderingen tot huiszoeking bij de rechter-commissaris ingediend. Dit is niet gebruikelijk en getuigt niet van gepaste eerbied voor het wettelijke strafvorderlijke systeem. De rechter-commissaris heeft de machtigingen tot huiszoeking verleend zonder de reactie van [verdachte] in de artikel 15 Sv procedure mee te wegen. Dit is opmerkelijk, omdat zowel de president van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie als de voorzitter van de Hofcombinatie op de hoogte waren van het standpunt van [verdachte]. Door de rechter-commissaris niet van deze cruciale informatie te voorzien is doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een behoorlijke afweging van alle belangen bij de toepassing van een ingrijpend dwangmiddel als de huiszoeking ernstig tekortgedaan. Er is sprake van vormverzuimen in het vooronderzoek. Gelet op de ernst van het verzuim en het persoonlijk nadeel voor de verdachte is de sanctie die hier moet worden opgelegd, niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging, en in elk geval bewijsuitsluiting, aldus de verdediging. Het Gerecht overweegt als volgt.
Voor het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner is ingevolge artikel 155 Sv een bijzondere schriftelijke machtiging van de rechter-commissaris vereist. De vereiste machtigingen (de beschikkingen huiszoeking) bevinden zich in het beslagdossier. Van enig vormverzuim is in zoverre geen sprak[persoon]
Voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de verrichte huiszoekingen dient het Gerecht te beoordelen of de rechter-commissaris in redelijkheid tot zijn oordeel heeft kunnen komen. Naar het oordeel van het Gerecht is dit het geval. De rechter-commissaris heeft op grond van de vorderingen van de officier van justitie en de aangeboden stukken in redelijkheid tot de beslissingen tot doorzoeking kunnen komen. Er was op dat moment sprake van een redelijk vermoeden van schuld. De omstandigheid dat ten tijde van de totstandkoming van de beslissing van de rechter-commissaris een procedure ex artikel 15 Sv bij een andere gerechtelijke instantie (het Hof) aanhangig was en de rechter-commissaris niet op de hoogte was van de visie van [verdachte] in die procedure, doet niet af aan dat redelijk vermoeden van schuld. Het openbaar ministerie heeft de vorderingen dan ook kunnen indienen. De situatie van het door de verdediging aangehaalde Karmanarrest (NJ 1999, 567), waarin sprake was van miskenning van het wettelijk systeem, doet zich hier niet voor. Overigens was het schrijven van de verdediging, waarbij zij haar standpunt in de artikel 15 Sv procedure aan het Hof kenbaar maakte, voortijdig. Het Hof heeft het schrijven daarom niet in behandeling genomen en hoeven nemen. Voorts bestaat er geen verplichting voor een president of Hof om een standpunt van een partij aan andere gerechtelijke instanties door te sturen. Van een vormverzuim of onbehoorlijk handelen is geen sprak[persoon] Het verweer wordt verworpen.
3.3.6.
Trial by media
De verdediging heeft het verweer gevoerd dat sprake is van
trial by media. Door de minister van justitie is bewust de publiciteit gezocht teneinde [verdachte] in een negatief daglicht te stellen. Hij heeft [verdachte] aan de schandpaal genageld. Daarnaast heeft de woordvoerder van het openbaar ministerie in de pers onrechtmatige uitlatingen over [verdachte] gedaan, aldus de verdediging. Het Gerecht overweegt als volgt.
Op zich is het terecht dat de verdediging de aandacht vestigt op het risico van
trial by media. Zeker in een kleinschalige samenleving als die van Curaçao ligt het risico van oneigenlijke beïnvloeding van het strafproces en ‘karaktermoord’ op personen of instanties op de loer. Dit risico regardeert alle procesdeelnemers, dus niet alleen het openbaar ministerie maar ook de verdediging, zoals het openbaar ministerie terecht heeft aangevoerd.
Ingevolge artikel 6, tweede lid EVRM wordt een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld voor onschuldig gehouden totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan. Dat uitgangspunt is een van de elementen die een eerlijk proces moeten waarborgen. Voor het antwoord op de vraag of het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak door de minister van justitie en de woordvoerder van het openbaar ministerie is geschonden, is de context waarin de uitlatingen zijn gedaan van belang. Die context kan immers aan bepaalde passages uit een interview nadere inkleuring geven.
De uitlatingen van de minister van justitie
De verdediging heeft met betrekking tot de uitlatingen waarover het volgens haar gaat, verwezen naar de bijlage 28 en 29 bij het pleidooi. De desbetreffende uitlatingen zijn in bijlage 28 geel gearceerd. Het Gerecht leidt uit die arceringen af dat het gaat om uitlatingen of vermeldingen in de media als “de onderwereld is doorgedrongen in de bovenwereld”, “als mij iets overkomt, is degene die hiervoor verantwoordelijk zal zijn de heer [verdachte].”, “de minister geeft liever geen informatie aan [verdachte] over maatregelen ter criminaliteitsbestrijding, omdat [verdachte] zelf een verdachte is”, “ik zal een ieder die schandalige dingen heeft gedaan aangeven”, “Hij heeft zich gegeven op het oorlogspad dus zullen wij de strijd tot in het uiterste strijden”, “Wat wel sterk overeind is gebleven, is dat de heer [verdachte] een verdachte is in het parlement (…), dat de heer [verdachte] banden heeft met de georganiseerde criminaliteit”, “telkens als ik als minister van justitie naar het parlement ga, word ik geconfronteerd met een verdachte van witwassen van geld en vervalsing van documenten en dat is een schande voor het parlement en het volk van Curaçao”, “Ik heb duidelijk gezegd dat de georganiseerde criminaliteit vruchtbaar terrein heeft gevonden om op te lopen en de heer [verdachte] heeft contact met de georganiseerde criminaliteit”. Bijlage 29 betreft het vonnis van het Gerecht d.d. 29 augustus 2014 in het civielrechtelijk kort geding tussen [verdachte] en de minister van justiti[persoon] In dat vonnis is onder meer overwogen (onder 8) dat de minister van justitie in het interview op de televisie niet heeft geïnsinueerd dat [verdachte] is gelieerd aan de georganiseerde misdaad of dat de zaak waarin [verdachte] verdachte is daarover zou gaan. Voorts is in het vonnis overwogen (onder 10 en 11) dat de minister van justitie in de radio uitzending [verdachte]heeft aangewezen als degene die hij verantwoordelijk acht mocht hem iets overkomen, en dat hij daarmee [verdachte] ervan beschuldigt een zware crimineel te zijn, die bereid en in staat is om een politieke tegenstander uit de weg te laten ruimen. Omdat [verdachte] geen verdachte is in de zaak Wiels en er geen aanwijzingen zijn dat [verdachte]. iets te maken heeft met de telefonische bedreigingen van de minister van justitie, zijn laatstgenoemde uitlatingen in genoemd vonnis als onrechtmatig aangemerkt.
Het Gerecht stelt vast dat de minister van justitie zich aldus niet heeft uitgelaten over de schuld of onschuld van [verdachte] in de strafzaak Babel, ook niet als alle uitlatingen in onderling verband en samenhang worden bezien. Wat hij wel heeft gedaan is zijn mening uiten. Zo heeft hij forse kritiek geuit op de georganiseerde misdaad en het feit dat een verdachte deel uitmaakt van het parlement. Van een rechtens relevante schending van de onschuldpresumptie is geen sprak[persoon]
De uitlatingen van de woordvoerder van het openbaar ministerie
Het door de verdediging bedoelde artikel in de Volkskrant d.d. 5 juni 2015, waarin de woordvoerder van het openbaar ministerie is geciteerd, vermeldt - voor zover van belang - het volgende: “Ook [verdachte] zegt dat er niets mis is met giften van het bedrijfsleven aan zijn partij zoals die van [medeverdachte 1]. Daar denkt het Openbaar Ministerie anders over. ‘Als het een gewone gift had betroffen, waarom was het geld dan niet rechtstreeks openlijk naar de rekening van de [politieke partij] overgemaakt?’, zegt OM-woordvoerder [OM-woordvoerder]. Het geld van [medeverdachte 1] zou naar [verdachte] zijn doorgesluisd via rekeningen van bedrijven van de familie van zijn vrouw, die eveneens moet voorkomen. Woordvoerder [OM-Woordvoerder].: ‘Hiervan waren meldingen binnengekomen van het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties. Er zijn huiszoekingen geweest op Sint Maarten, Curaçao en in Italië.’” [8]
Met het openbaar ministerie is het Gerecht van oordeel dat de woordvoerder aldus de verdenking tegen de verdachte - slechts - heeft toegelicht. Hij heeft het standpunt van het openbaar ministerie met betrekking tot de vraag of er iets mis is met de giften aangegeven door een (tegen)vraag te stellen en toegelicht dat er MOT-meldingen waren over het doorsluizen van het geld. Het Gerecht kan in de desbetreffende passages geen uitlating over de schuld of onschuld van [verdachte] lezen. De woordvoerder mocht de verdenking aldus toelichten. Van een rechtens relevante schending van de onschuldpresumptie is geen sprak[persoon]
Het verweer wordt derhalve ook op dit onderdeel verworpen.
3.3.7.
Tussenconclusie
De door de verdediging aangevoerde stellingen leiden niet, ook niet in onderling verband en samenhang bezien, tot de slotsom dat sprake is van schending van het recht op een eerlijk proces. Niet is gebleken dat doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan zijn recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan dan wel dat sprake is van een zodanige tekortkoming in het onderzoek of een zodanige inbreuk op de beginselen van een goede procesorde dat het openbaar ministerie op grond daarvan niet-ontvankelijk in de vervolging zou moeten worden verklaard.
Nu de verweren niet opgaan, behoeven het subsidiair aangevoerde verzoek om bewijsuitsluiting en het meer subsidiaire verzoek om strafverlaging geen bespreking.
3.3.8.
Ten aanzien van feit 4 cumulatief (voorhanden en aanwezig hebben jammers)
De verdediging heeft met betrekking tot het onder 4 cumulatief tenlastegelegde feit betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van de verdachte wegens schending van de algemene beginselen van een goede procesorde, te weten het gelijkheidsbeginsel dan wel het verbod van willekeur. Zij heeft daartoe aangevoerd dat soortgelijke daders zijn aangepakt door middel van het in bewaring nemen van de jammers en een schriftelijke waarschuwing. Het Gerecht overweegt hieromtrent als volgt.
De beslissing tot vervolging over te gaan leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde, voor zover hier van belang het gelijkheidsbeginsel en het verbod van willekeur.
Van schending van het gelijkheidsbeginsel is eerst sprake bij afwijking van een bestendig patroon van beslissen in een groot aantal vergelijkbare gevallen. Gesteld noch gebleken is dat daarvan sprake is geweest. Overigens kan naar het oordeel van het Gerecht in een geval als het onderhavige, waarin de verdachte als particulier wordt verdacht van het voorhanden hebben van jammers, terwijl de door de verdediging genoemde soortgelijke dader een rechtspersoon betreft, niet - zonder meer - worden gesproken van een zodanig vergelijkbaar geval dat sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel.
Van schending van het verbod van willekeur - dat ook wel wordt omschreven als het beginsel van een redelijke en billijke belangenafweging - is eerst sprake als geen redelijk handelend lid van het openbaar ministerie heeft kunnen oordelen dat met (voortzetting van) de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn (vgl. hiervoor onder 3.3.4.) Naar het oordeel van het Gerecht is dat hier niet het geval. Artikel 2:107 Sr beschermt de ongestoorde werking van enig geautomatiseerd werk of enig werk voor telecommunicati[persoon] De Landsverordening op de telecommunicatievoorzieningen (Ltv) beschermt onder andere het maatschappelijk belang van de gecontroleerde toegang tot telecommunicatie in het kader van de veiligheid van het land en openbare ord[persoon] Dit zijn algemene belangen die bescherming behoeven. Uit de redactie van de tenlastelegging vloeit voort dat de verdachte wordt verweten dat hij dat belang heeft geschaad. Derhalve kan niet gesproken worden van het instellen of voortzetten van een vervolging die onverenigbaar is met beginselen van een goede procesord[persoon]
Het beroep van de verdediging op de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging van de verdachte wordt derhalve ook op dit onderdeel verworpen.
3.3.9.
Overigens
Het Gerecht stelt vast dat het openbaar ministerie - ook overigens - ontvankelijk is in zijn vervolging van de verdacht[persoon]
3.4.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken

4.Bewijsbeslissingen

Het Gerecht komt tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 5 tenlastegelegde feiten op grond van het volgend[persoon]
Ten aanzien van de feiten 2 en 3 cumulatief (valsheid in geschrift en witwassen)
4.1.
Redengevende feiten en omstandigheden ten aanzien van de feiten 2 en 3 cumulatief [9]
Inleiding
[Verdachte] was in de periode van 30 juni 2007 tot 8 oktober 2010 lid van de Eilandsraad van het Eilandgebied Curaçao. [10] Vanaf 10 oktober 2010 tot aan de val van het toenmalig kabinet eind september 2012 was hij minister-president van het land Curaçao namens de politieke partij [politieke partij]. [11]
De levenspartner van [verdachte], medeverdachte [medeverdachte 2], is bestuurder en directeur bij [vennootschap] te Curaçao. [Vennootschap] drijft een onderneming in brandstoffen en aanverwante zaken en exploiteert benzinestations. [12]
[Verdachte] en [verdachte 2]. zijn bevriend met medeverdachte [medeverdachte 1]. [Medeverdachte 1] is aandeelhouder van het bedrijf [bedrijf] of [bedrijf 1] (hierna ook: B P.). B P. is een groot bedrijf dat gokautomaten controleert en voor de overheid de belastingen incasseert van bedrijven. [13] Volgens getuige [getuige]. is [medeverdachte 1] de feitelijke eigenaar van [bedrijf]. [14]
De twee invoices
Op 10 november 2011 zijn tijdens een huiszoeking bij [bedrijf] te Rome (Italië) in het kantoor van medeverdachte [medeverdachte 3.](hierna ook: [medeverdachte 3].) twee facturen aangetroffen op naam van [vennootschap]. Het betreft een Invoice [nummer 1] d.d. 4 mei 2010 en een Invoice [nummer 2] d.d. 7 juni 2010 (hierna ook: de twee invoices). De twee invoices zijn uitgeschreven aan [bedrijf]. [15] In het dossier zijn kopieën van de twee invoices gevoegd. [16]
Invoice [nummer 1]vermeldt de omschrijving “Assembly and Testing Player Tracking Module (Vlt. Italian Market)” en “On-Board Firmware testing” en bedraagt in totaal USD [USD],00. Op de invoice is vermeld dat het bedrag moet worden overgemaakt naar “C/o [medeverdachte 2], Citibank, Account # [nummer], SWIFT # CITIUS33, ABA routing # [nummer]”. Het kader van het vak
descriptionis links ter hoogte van de tekst “C/o [verdachte 2]” doorbroken. De kop van de invoice bestaat onder meer uit een logo “[Vennootschap]” met daarnaast een jubileumsymbool met de tekst “40” en het adres “(adres)”. [17]
Invoice [nummer 2] d.d. 7 juni 2010 heeft als omschrijving “Assembly and Testing Player Tracking Module (Vlt. Italian Market)” en “On-Board Firmware testing” en bedraagt in totaal USD 73.447,00. Op de invoice is vermeld dat het bedrag moet worden overgemaakt naar “C/o [verdachte 2], Citibank, Account # [nummer], SWIFT # CITIUS33, ABA routing # [nummer]”. Het kader van het vak
descriptionis links ter hoogte van de tekst “C/o [verdachte 2]” doorbroken. De kop van de invoice bestaat onder meer uit een logo “[Vennootschap]” met daarnaast een jubileumsymbool met de tekst “40” en het adres “(adres)”. [18]
De rechter stelt vast dat de twee invoices dezelfde lay-out hebben en de volgende overeenkomsten vertonen: de omschrijving, de betaalgegevens, de doorbroken kaderlijn en het logo van [vennootschap].
Vergelijking van de twee invoices met originele facturen van [vennootschap] en de administratie
Getuige [getuige 1]., onderdirecteur bij [vennootschap], heeft verklaard dat de twee invoices niet afkomstig zijn uit de administratie van [vennootschap]. Hij benoemt een aantal verschillen: de indeling of kolomindeling verschilt met de originele facturen; het adres is onjuist; het embleem van het 40-jarig bestaan werd gebruikt in de periode van 2006 tot 2008 of 2009; op de plek waar de betalingsgegevens van [medeverdachte 2] op de invoices vermeld staan, staat op de originele [vennootschap] facturen niets vermeld; de adresgegevens van de debiteur worden op de originele facturen anders vermeld; de vermelding "bill to" komt op de originele [vennootschap] facturen niet voor [getuige 1] heeft nog nooit van het bedrijf [bedrijf 1] gehoord. De omschrijving van de werkzaamheden op de invoices zegt hem niets, hij weet niet waar de invoices over gaan en kent binnen [vennootschap] niemand met kennis van softwarematige aansturings- en controleprogrammatuur. De invoices staan niet vermeld in de administratie van [vennootschap], aldus steeds de getuige [getuige].. [19]
De boekhoudster bij [vennootschap], getuige [getuige 2], heeft verklaard dat zij de twee invoices niet herkent. De datumopmaak van de [vennootschap]-facturen die zij maakt, is bijvoorbeeld anders dan die van de twee invoices. [20] Volgens de getuige is in de administratie van [vennootschap] geen bevestiging te vinden dat in het verleden een dienstverlening is verricht aan een Italiaans bedrijf of een buitenlands bedrijf. [21]
Er zijn geen aanwijzingen dat de twee invoices in de digitale Quickbooks administratie 2010 van [vennootschap] zijn verwerkt. [22] De op de twee invoices vermelde dienstverlening is branchevreemd. [23]
Getuige [getuige], destijds administratief en financieel manager binnen [bedrijf]. [24] , heeft verklaard dat hij niet weet of er onderhandelingen tussen [bedrijf] en vennootschap hebben plaatsgevonden. Hij heeft nooit gehoord of gezien dat er een onderliggend contract bestaat. [25] Getuige [getuige], (destijds) consultant binnen [bedrijf] [26] , weet niet of vennootschap] de op de facturen omschreven materialen en diensten daadwerkelijk heeft geleverd aan [bedrijf]. Hij begrijpt de omschrijving op de factuur niet goed. [vennootschap] weet niet of de door [getuige] geleverde Player Tracking Modules door het bedrijf [bedrijf] zijn gebruikt. In de hele wereld worden ze in de spelindustrie gebruikt maar voor zover [vennootschap] weet worden ze in Italië nog niet gebruikt. Voor zover hij weet komt dat omdat er momenteel geen Player Tracking Modules door de SOGEI zijn gecertificeerd. [27]
De vier aangetroffen digitale bestanden en het basisdocument
Tijdens de huiszoeking op 9 december 2013 op het kantooradres van V is in de bureaulade van [medeverdachte 2] een externe harde schijf aangetroffen (hierna: de externe harde schijf). [28] Tijdens de huiszoeking op 9 december 2013 op de (adres) te Willemstad, het woonadres van [verdachte] en [medeverdachte], is een laptop computer van het merk Sony in beslag genomen (hierna ook: de laptop). [29] Het Gerecht stelt vast, op grond van het feit dat in de laptop e-mailberichten, privéfoto's en andere bestanden van [verdachte] zijn aangetroffen, en niet is gebleken dat een ander de eigenaar of gebruiker van de laptop is [30] , dat [verdachte] de gebruiker van de laptop is.
Op de externe harde schijf is een bestand “Invoice Ital-01.xlsx” aangetroffen. Het betreft een invoice [nummer]. De kop van de invoice is voorzien van de naam en het logo van V met daarnaast een jubileumsymbool met de tekst “40” en het adres “(adres)". Het vak “Bill to” is niet ingevuld. De invoice heeft als omschrijving “Advisory and consulting services & Special Services Fees” en bedraagt USD 120.000,00. De kaderlijn van het vak
descriptionlinks en rechts ter hoogte van de tekst "C/o [medeverdachte 2]" is doorbroken. Het bestand heeft een laatste datum van schrijven van “19/10/09”. [31]
Op de externe harde schijf is ook een bestand aangetroffen onder de naam "Invoice [bedrijf0].xlsx". Het betreft een invoice [nummer 1]. De kop van de invoice is voorzien van de naam en het logo van [vennootschap] met daarnaast een jubileumsymbool met de tekst “40” en het adres “(adres)”. Achter “Bill to” is vermeld “[Bedrijf]”. De invoice heeft als omschrijving “Electronic materials” en bedraagt USD 140,000,00. De kaderlijn van het vak
descriptionis links en rechts ter hoogte van de tekst “C/o [medeverdachte 2].” doorbroken. Het bestand heeft een laatste datum van schrijven van “29/04/10”. [32]
In de laptop is eveneens een bestand "Invoice BetP..xlsx" aangetroffen. In de inbox van het e-mailbestand van het account (e-mailadres)is een e-mail aangetroffen waarin het bestand "Invoice BetP..xlsx" als bijlage is meegezonden. Het betreft een e-mail die op 3 mei 2010 is verzonden van het e-mailadres (e-mailadres) naar (e-mailadres) en vervolgens naar (e-mailadres). [33] Uit onderzoek blijkt dat dit e-mailadres veel e-mailberichten bevat met “thumbnails” (afbeeldingen) die in veel gevallen betrekking hebben op de persoonlijke levenssfeer van [verdachte], dat de persoonlijke berichten gericht zijn aan [verdachte]. als privépersoon of in zijn toenmalige hoedanigheid van minister president van het land Curaçao en dat de persoonlijk verzonden berichten zijn afgesloten met de naam “[verdachte]”. [34] De rechter leidt hieruit af dat [verdachte] de gebruiker van het e-mailadres (e-mailadres) is.
Het bij de e-mail van 3 mei 2010 gevoegde bestand "Invoice [bedrijf]..xlsx" betreft een invoice [nummer 1]. De invoice heeft als omschrijving “Assembly and Testing Player Tracking Module (Vlt. Italian Market)” en “On-Board Firmware testing” en bedraagt in totaal USD [USD],00. Op de invoice is vermeld dat het bedrag moet worden overgemaakt naar “C/o C. [medeverdachte 2]., Citibank, Account # [account], SWIFT # CITIUS33, ABA routing # 266086554”. Het kader van het vak
descriptionis links ter hoogte van de tekst “C/o [medeverdachte 2].” doorbroken. De kop van de invoice bestaat onder meer uit een logo “[vennootschap]” met daarnaast een jubileumsymbool met de tekst “40” en het adres “(adres)”. Achter “Bill to” is vermeld “[bedrijf]” en de adresgegevens zijn ingevuld. [35]
Daarnaast is op de externe harde schijf een bestand “Invoice [bedrijf] 2.xlsx” aangetroffen. Het betreft een invoice [nummer 2]. De kop van de invoice is voorzien van de naam en het logo van [vennootschap] met daarnaast een jubileumsymbool met de tekst “40” en het adres “(adres)”. Als omschrijving is op de invoice vermeld “Assembly and Testing Player Tracking Module (Vlt Italian market)” en “On-Board Firmware testing” ten bedrage van in totaal USD [USD]. De kaderlijn van het vak "description" links ter hoogte van de tekst "C/o [verdachte 2]." is doorbroken. [36]
Voornoemde digitale bestanden hebben een aantal gelijke digitale kenmerken. Zo is de MD5 hashwaarde (“digitale vingerafdruk” [37] ) van de afbeelding van het V logo op alle onderzochte digitale bestanden gelijk en is aan alle aangetroffen digitale bestanden eenzelfde soort printer gedefinieerd, namelijk de HP LaserJet M2727 MFP Series P. [38] Tijdens de huiszoeking in de woning aan de (adres) is in de werkkamer van [verdachte] een printer aangetroffen waarvan een foto is gemaakt. De HP LaserJet M2727 MFP Series P printer lijkt op de printer die in de werkkamer van [verdachte] fotografisch is vastgelegd. [39] Tijdens de huiszoeking op het adres (adres) te Curaçao, zijnde het toenmalige ‘inschrijfadres’ van [verdachte 2]., is onder andere een inventarislijst in beslag genomen, waarop is vermeld: HP laserjet M2727nf. [40]
Uit onderzoek blijkt dat op internet een met de invoices vergelijkbaar basisdocument is te downloaden (hierna ook: het basisdocument). De rechter stelt vast dat het basisdocument dezelfde lay-out heeft als de twee invoices en de vier digitale bestanden. [41]
4.2.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2 (valsheid in geschrift)
4.2.1.
Valselijk opmaken
Het Gerecht leidt - met het openbaar ministerie - uit de redengevende feiten en omstandigheden af dat de twee in Italië inbeslaggenomen invoices in verschillende etappes digitaal zijn aangemaakt en bewerkt. De eerste digitaal aangetroffen versie van invoice [nummer1] heeft geen geadresseerde (“bill to”) en is op 19 oktober 2009 voor de laatste maal beschreven. De tweede digitale versie van invoice [nummer] heeft als geadresseerde “[bedrijf]” zonder vermelding van de adresgegevens, heeft een andere omschrijving dan de eerste versie en is op 29 april 2010 voor de laatste maal beschreven. De derde digitale versie van invoice [nummer1] heeft als geadresseerde “[bedrijf]” met vermelding van de adresgegevens, heeft een andere omschrijving dan de eerste en tweede versie en is op 3 mei 2010 naar [verdachte] gemaild. Deze gemailde versie van invoice [nummer 1] is identiek aan de in Italië inbeslaggenomen invoice [nummer 1]. De digitale versie van invoice [nummer 2] heeft dezelfde lay-out en betaalgegevens en hetzelfde logo als de gemailde versie van invoice [nummer 1] en is identiek aan de inbeslaggenomen invoice [nummer 2].
De rechter stelt vast dat voornoemde vier digitale bestanden onderling meerdere overeenkomsten vertonen, waaronder: de lay out, het jubileumlogo van V en de doorbroken kaderlijn ter hoogte van de tekst “C/o [verdachte 2].”. De vier digitale bestanden vertonen voorts twee opvallende overeenkomsten met de twee inbeslaggenomen invoices. Zowel de digitale bestanden als de twee inbeslaggenomen invoices zijn voorzien van het jubileumlogo van V en een doorbroken kaderlijn ter hoogte van de tekst “C/o [verdachte 2].”. Op grond van de getuigenverklaringen van [getuige]. en [getuige] kan worden vastgesteld dat zowel de twee invoices als de vier digitale bestanden niet overeenstemmen met de originele factuur van [vennootschap]. De twee invoices zijn bovendien niet in de administratie van [vennootschap] opgenomen. Gelet op deze feiten en omstandigheden, en bij gebreke aan een andersluidende verklaring van de verdachte, acht het Gerecht bewezen dat de twee invoices niet afkomstig zijn van [vennootschap] en dat de op de invoices vermelde factuurnummers niet door [vennootschap] zijn uitgegeven.
Naar het oordeel van het Gerecht is het voorts boven redelijke twijfel verheven dat de op de twee invoices vermelde werkzaamheden en/of diensten niet door [vennootschap] zijn verricht. Zoals gezegd komen de twee invoices niet voor in de Quickbook administratie van [vennootschap]. De getuigen [getuige]. en [getuige]. zijn niet bekend met de twee invoices en de gefactureerde werkzaamheden, goederen of diensten. [onderdirecteur], onderdirecteur binnen het bedrijf, kent ook niemand binnen [vennootschap] met specifieke kennis op het gebied van de gefactureerde diensten. De getuigen [getuige]. en [getuige] van [bedrijf]. hebben bij gebrek aan wetenschap niet bevestigd dat de werkzaamheden of diensten daadwerkelijk zijn verricht en/of goederen zijn geleverd. Het Gerecht weegt in dit verband ook mee dat [verdachte 2] - als directeur van [vennootschap] de beschuldiging dat er geen werkzaamheden door [vennootschap] zijn verricht, betrekkelijk eenvoudig had kunnen ontkrachten en weerleggen, bijvoorbeeld door namen te noemen van de betrokken personen of door de in het kader van de gestelde werkzaamheden gemaakte kosten aan te tonen. Dat heeft zij echter niet gedaan. De door de verdediging aangevoerde omstandigheid dat zij medeverdachte [medeverdachte] niet als getuige heeft kunnen horen, maakt dat niet anders. Het Gerecht wordt ten slotte gesterkt in zijn overtuiging dat de werkzaamheden niet zijn verricht, door de verklaring van getuige [getuige]. De getuige heeft verklaard dat de op de twee invoices omschreven Player Tracking Modules in de hele wereld in de spelindustrie worden gebruikt, maar voor zover hij weet niet in Italië. Het Gerecht acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat op de twee invoices in strijd met de waarheid is vermeld dat de werkzaamheden en/of diensten door [vennootschap] voor [bedrijf]. zijn verricht.
De verdediging heeft betoogd dat, nu zij medeverdachte [medeverdachte 3]. niet als getuige heeft kunnen horen, het onderzoek ruimte openlaat voor een alternatieve verklaring c.q. scenario, inhoudende dat [vennootschap] wel degelijk zaken met [medeverdachte 3].c.q. [bedrijf] deed en doende c.q. voornemens was een ‘PTM’ te ontwikkelen. Het Gerecht acht een dergelijke alternatieve lezing van de gebeurtenissen niet aannemelijk, reeds omdat deze door voormelde bewijsmiddelen en bewijsoverweging wordt weerlegd. Een daartoe strekkende verklaring van [medeverdachte 2] ontbreekt.
Het Gerecht acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de twee invoices valselijk zijn opgemaakt.
4.2.2.
Medeplegen
Het Gerecht acht eveneens wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] de twee invoices tezamen en in vereniging met [medeverdachte 2]. (en anderen) valselijk heeft opgemaakt. Dit wordt als volgt toegelicht, waarbij het Gerecht aansluit bij de rechtspraak van de Hoge Raad [42] .
De betrokkenheid van [verdachte] bij het opmaken van de twee invoices blijkt uit het feit dat hij beschikt over meerdere (digitale) versies van de twee invoices en uit genoemd e-mailverkeer tussen [medeverdachte 1], [medeverdachte 3].en [verdachte]. Uit het feit dat een aan [bedrijf]. gerichte factuur van [vennootschap] door een medewerker van [bedrijf] ([medeverdachte 3]) - via [medeverdachte 2]. - naar [verdachte] wordt verzonden, blijkt dat er sprake is van een samenwerking tussen de betrokkenen. De gemailde factuur is voorts de laatstelijk bewerkte versie van invoice [nummer 1] en deze versie is uiteindelijk daadwerkelijk als factuur gebruikt. Nu, zoals hierna zal worden overwogen, ook blijkt dat [verdachte]. de op de invoices vermelde bedragen heeft witgewassen en dat de op basis van de twee valse invoices door [bedrijf] verrichte betalingen gedeeltelijk (ongeveer de helft) ten goede zijn gekomen aan [persoon]] persoonlijk, is het Gerecht van oordeel dat het, bij gebreke aan een redelijke verklaring, niet anders kan zijn dan dat [verdachte] van de valsheid van de invoices op de hoogte was en dat hij, vooraf en achteraf, een intellectuele en/of materiële bijdrage van voldoende gewicht aan het delict heeft geleverd. Het medeplegen is derhalve bewezen.
Het Gerecht acht eveneens bewezen dat medeverdachte [medeverdachte 2] een intellectuele en materiële bijdrage aan het delict heeft geleverd, die van voldoende gewicht is. De invoices bevatten informatie over [verdachte 2]en [vennootschap] Zo zijn de betaalgegevens van de Citibankrekening van [medeverdachte 2] (de swift en ABA routing nummers) op de invoices vermeld alsmede het logo en jubileumlogo van [vennootschap] De logo’s van [vennootschap] zijn digitaal beschikbaar gesteld ten behoeve van het opmaken van de valse invoices. [medeverdachte 2] is directeur van [vennootschap.] Naar het oordeel van het Gerecht, de redengevende feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, kan het niet anders zijn dan dat [medeverdachte 2] de desbetreffende gegevens heeft aangeleverd ten behoeve van het opmaken van de valse invoices. Daarnaast heeft [medeverdachte 2]. haar privébankrekening ter beschikking gesteld voor de betaling door [bedrijf] en zijn de digitale bestanden aangetroffen op de externe harde schijf die zich in haar bureaulade bevond. Verder blijkt uit hetgeen hierna ten aanzien van het witwassen zal worden overwogen, dat de twee valse invoices door [bedrijf] zijn betaald aan [medeverdachte 2], waarna de bedragen via verschillende overboekingen en geldopnames ten goede zijn gekomen aan [verdachte] en [medeverdachte 2] persoonlijk (ieder ongeveer de helft). Aldus heeft [medeverdachte 2]. een wezenlijke rol bij de voorbereiding en uitvoering van het delict gehad. Bewezen is derhalve dat [medeverdachte 2]. nauw en bewust met anderen heeft samengewerkt bij het opmaken van de valse invoices.
4.3.
Verdere redengevende feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 3 cumulatief (witwassen)
De op basis van de twee valse invoices verrichte betalingen aan [medeverdachte 2].
Op 14 mei 2010 is in opdracht van [bedrijf] een bedrag van USD [USD],00 gestort en bijgeschreven op de rekening van [medeverdachte 2] bij de Citibank in de Verenigde Staten van Amerika. [43] Op de externe harde schijf is een document aangetroffen waarin is vermeld dat de overboeking van USD [USD] naar de Citibankrekening van [medeverdachte 2]. drie dagen eerder, op 11 mei 2010, niet was doorgegaan. Dit document is aangetroffen op de locatie “/GS Documents/New Campaign[naam politieke partij] 2010/DocumentsCampaign/”. [44]
Op 14 juni 2010 is in opdracht van [bedrijf] een bedrag van USD [USD] gestort op de Citibankrekening van [medeverdachte 2].. [45] Dezelfde dag is een bedrag van USD [USD$] op de rekening van [medeverdachte 2]. bijgeschreven. Dat bedrag is overgemaakt door [bedrijf].. [46] De rechter acht het aannemelijk dat het verschil tussen genoemde bedragen (USD [USD$]) bestaat uit koersverschillen en/of bankkosten. [47]
De overboekingen ad USD [USD] en USD [USD] naar [bedrijf]
Op 17 mei 2010 is vanaf de Citibankrekening van [medeverdachte 2]. een bedrag van USD [USD] overgemaakt naar de vennootschap [Vennootschap 2]. Het bedrag is dezelfde dag bijgeboekt op de rekening van [vennootschap 2]. [48]
Op 14 juni 2010 is vanaf de Citibankrekening van [medeverdachte 2] een bedrag van USD [USD] overgemaakt naar [vennootschap 2]. Het bedrag is op de bankrekening van [vennootschap 2] bijgeboekt. [49]
[Vennootschap 2] of [vennootschap 2] is een onderneming op de Marshall Islands, die [verdachte] heeft laten oprichten via de UBS-bank te Zwitserland. [verdachte] heeft een bankrekening ten name van [vennootschap 2] geopend bij die bank. [verdachte] is de uiteindelijke begunstigde van die bankrekening. [50] De bankafschriften van die rekening zijn geadresseerd aan “[vennootschap 2], [adres]”, zonder nadere adresaanduiding. [51] Deze vennootschap en bankrekening zijn niet bekend bij de belastingdienst te Curaçao. [52]
De aankoop van vier cheques van de Citibankrekening van [medeverdachte 2].
Op 11 juni 2010 zijn bij de Citibank te Miami (Verenigde Staten van Amerika) drie bankcheques gekocht, te weten twee cheques ad USD [USD] en een cheque ad USD [USD]. [53] Deze drie cheques zijn op 11 juni 2010 in één bedrag (USD [USD]) van de Citibankrekening van [medeverdachte 2]. afgeschreven. [54] De twee cheques ad USD [USD] elk zijn gericht aan [vennootschap] en vermelden als afzender [medeverdachte 2].. [55] De cheque ad USD [USD] is gericht aan Fundashon [ naam verdachte]. en vermeldt als afzender [medeverdachte 2] [56]
Op 14 juni 2010 is bij de Citibank een cheque ad USD [USD] gekocht. [57] Dezelfde dag is een totaal bedrag ad USD [USD] van de Citibankrekening van [medeverdachte 2] afgeschreven. [58] De cheque is gericht aan Fundashon [ naam verdachte] en vermeldt als afzender [medeverdachte 2]. [59]
De twee cheques ad USD [USD] gericht aan [vennootschap]
De eerste cheque ad USD [USD]is op 15 juni 2010 aangeboden bij de MCB bank te Curaçao, de tweede cheque op 16 juni 2010. [60] De tegenwaarde van deze bedragen in Antilliaanse guldens (NAf [NAf] elk) is op 15 juni 2010 respectievelijk 16 juni 2010 bijgeschreven op de bankrekening van [vennootschap]. [61]
Het eerste bedrag van NAf [NAf] is op 15 juni 2010 in de boekhouding van [vennootschap] in mindering gebracht op een schuld die [medeverdachte]. aan het bedrijf heeft. Het tweede bedrag van NAf [NAf] is op 16 juni 2010 op die schuld in mindering gebracht. [62]
Twee cheques ad USD 20.000,00 en USD 53.432,00 gericht aan Fundashon [ naam verdachte]
De twee cheques ad USD 20.000,00 respectievelijk USD 53.432,00 zijn op 15 juni 2010 aangeboden bij de ORCO Bank N.V. te Curaçao. [63] De tegenwaarde van deze bedragen in Antilliaanse guldens (NAf 130.691,16) is bijgeschreven op de bankrekening van de stichting Fundashon [naam verdachte].. [64] [verdachte] is de uiteindelijk belanghebbende van die bankrekening. [65]
Op 8 juli 2010 wordt een opname van de rekening van Fundashon [verdachte]. gedaan ad NAf 80.000,00 onder vermelding van cheque no. [cheque no]. Op 16 juli 2010 wordt een opname van die rekening ad NAf 40.000,00 gedaan onder vermelding van cheque no. 000002. [66] Deze bedragen zijn bijgeschreven op de privébankrekening van [verdachte] bij de MCB bank. [67]
4.4.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 3 cumulatief (witwassen)
4.4.1.
Criminele herkomst van het geld
Het door [bedrijf] op basis van de twee valse invoices aan [medeverdachte 2]. betaalde geld is afkomstig uit het door de verdachte zelf gepleegde misdrijf van, kort gezegd, valsheid in geschrift en, zoals hierna onder 4.6 zal worden overwogen, ambtelijke omkoping. Dit geld is uiteindelijk na verschillende overboekingen (ofwel omzettingen) en geldopnames ten gunste gekomen van [verdachte]. en [medeverdachte 2] persoonlijk. Uit voormelde redengevende feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien met de redengevende feiten en omstandigheden ten aanzien van de feiten 1 en 2, leidt het Gerecht af dat het niet kan anders zijn dan dat [verdachte] en [medeverdachte 2]. geweten hebben dat het geld afkomstig was van misdrijf. Het Gerecht acht in dit verband mede van belang dat de verdachte geen enkele poging heeft gedaan om inzicht te geven in enige andere herkomst, laat staan in een legale herkomst van het desbetreffende geld.
4.4.2.
Verbergen of verhullen
Nu het door [verdachte] en [medeverdachte 2] ontvangen geld afkomstig is uit eigen misdrijf, moet voor de kwalificatie van witwassen sprake zijn van een gedraging die meer omvat dan het enkele verwerven of voorhanden hebben en die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat door eigen misdrijf verkregen voorwerp gericht karakter heeft. Het Gerecht sluit in dit verband aan bij de vaste rechtspraak van de Hoge Raad. [68]
Het Gerecht acht in deze de volgende gedragingen relevant. De verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2]. hebben de herkomst van het geld verhuld door aan de door [bedrijf] verrichte betalingen twee valse invoices ten grondslag te leggen. Ze hebben voor de betaling door [bedrijf] gebruik gemaakt van de buitenlandse privérekening van [medeverdachte 2] Vervolgens hebben zij het geld op verschillende data en in verschillende etappes overgeboekt dan wel opgenomen. Een deel van het van [bedrijf] ontvangen geld is in twee etappes door [medeverdachte 2] overgeboekt naar de bankrekening in Zwitserland van een vennootschap van [verdachte] in het belastingparadijs Marshall Islands, welke bankrekening niet bij de Curaçaose belastingdienst bekend is en van welke bankrekening [verdachte]. de begunstigde is. Een ander deel van het van [bedrijf] ontvangen geld is door middel van vier cheques contant opgenomen door [medeverdachte 2] Dat geld is vervolgens in twee etappes door [medeverdachte 2] gestort op de bankrekeningen van [vennootschap] en door middel van twee door [medeverdachte 2]. uitgeschreven cheques bijgeschreven op de bankrekening van een stichting waarvan [verdachte] de begunstigde is. Vervolgens is een gedeelte van dat geld door interne verrekening met een schuld aan [vennootschap] ten gunste gekomen van [medeverdachte 2]. persoonlijk; een ander deel is door middel van twee chequeopnames ten gunste gekomen van [verdachte] persoonlijk. Door aldus gebruik te maken van verschillende (buitenlandse) bankrekeningen, waaronder een in Zwitserland dat naar algemeen bekend is een sterk bankgeheim heeft, van (buitenlandse) vennootschappen en van een buitenlandse bankrekening zonder nadere adresaanduiding, en door niet (steeds) gebruik te maken van het gangbare girale betalingsverkeer maar van bankcheques waardoor de zogenoemde
paper trailwordt onderbroken, is naar het oordeel van het Gerecht sprake van een verhullende betalingsconstructi[persoon] De verdachten hebben de gelden niet ‘slechts’ verworven en voorhanden gehad (door het op hun eigen bankrekening te storten dan wel eigenhandig op te nemen, zoals de verdediging heeft betoogd), maar hun gedragingen zijn ook gericht geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het geld dat zij van [bedrijf] hebben ontvangen. Derhalve is sprake van witwassen in de zin van artikel 435a lid 1 onder a (en onder b) Wetboek van Strafrecht Nederlandse Antillen (oud).
4.4.3.
Medeplegen
[verdachte] en [medeverdachte 2]. hebben beide aan de verhullende betalingsconstructie meegewerkt en daaraan een wezenlijke bijdrage geleverd. Bovendien is het door [bedrijf] betaalde geld uiteindelijk gelijkmatig tussen hen verdeeld: [verdachte]. heeft (via N B en Fundashon [verdachte].: USD 15.000,00 + 10.000,00 + 20.000,00 + 53.422,00, is) USD 98.422,00 ontvangen; [medeverdachte 2]. (USD 50.000,00 + 50.000,00 + het op de Citibank achtergebleven bedrag ad USD 1.633,08, is) USD 101.633,08. Het Gerecht acht het tenlastegelegde medeplegen derhalve eveneens bewezen.
Ten aanzien van feit 1 (ambtelijke omkoping)
4.5.
Redengevende feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 1 (ambtelijke omkoping)
Zoals hiervoor onder 4.1 en 4.3. reeds is vastgesteld heeft [bedrijf] op 14 mei en 14 juni 2010 op basis van twee valse facturen twee betalingen ad USD [USD],00 en USD [USD$],00 verricht, die in mei en juni 2010 ten gunste van [verdachte] en [medeverdachte] persoonlijk zijn gekomen.
In die periode was [verdachte], als lid van de Eilandsraad van het Eilandgebied Curaçao [69] , ambtenaar.
[bedrijf] is onderdeel van de [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2]). [70] [medeverdachte 1] is aandeelhouder van zowel [bedrijf] als [bedrijf 2]. [71]
[verdachte] en [medeverdachte 1] kennen elkaar heel lang. In het begin was het contact privé, later werd dat zakelijk. [72]
In de periode april - mei 2007 heeft een e-mailwisseling plaatsgevonden tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] (die op dat moment werkzaam was als managing director bij [bedrijf 2] [73] , hierna ook: ) en [persoon] (hierna: [persoon]) over het volgende [medeverdachte 1] wil door tussenkomst van [persoon] en [verdachte] in het bezit komen van een afkondigingsblad van nog in te voeren wetgeving [verdachte] vraagt aan [persoon] of hij dat kan faciliteren [persoon] reageert dat er een spel gespeeld wordt: pas als de wetten door het parlement zijn, is het mogelijk om een afkondigingsblad te krijgen [medeverdachte 1] bericht daarna per e-mail aan [verdachte] dat er een enorm bedrag van hem wordt verlangd, terwijl hij niet in staat wordt gesteld om samen met zijn advocaten de deugdelijkheid van het onderwerp te bekijken. Volgens [medeverdachte 1] gaat het zo niet werken en gaat hij niet zulke bedragen betalen voor een stuk papier waarvan hij niet zeker is. Als het zo doorgaat moet het geld op een derdengeldrekening geplaatst worden en alleen maar vrijgegeven worden wanneer hij de vergunning in zijn handen heeft. [medeverdachte 1] ziet geen andere oplossing en herhaalt dat hij niet gaat betalen zolang hij zich niet op zijn gemak voelt, aldus steeds [medeverdachte 1] in zijn e-mailbericht. [74]
Op de laptop van [verdachte]. [75] is een document aangetroffen. Het betreft een niet ondertekende overeenkomst, “Agreement”, tussen [medeverdachte 1]. en [verdachte], waarin is overwogen dat [medeverdachte 1]. en [verdachte] een nieuwe politieke partij willen oprichten, te noemen Vereniging [naam politieke partij] “[politieke partij]”, bestuurd door beide partijen op een gelijke gedeelde basis (“to be controlled by both parties on an equal share basis”). In de overeenkomst is onder meer vermeld dat partijen overeenkomen gezamenlijk alle besluiten te nemen met betrekking tot [politieke partij] en specifiek, maar niet beperkt tot: het vaststellen van de personen die zullen voorkomen op een lijst van [politieke partij] voor alle verkiezingen, het vaststellen van de persoon of personen die voor en namens [politieke partij] publieke functies en posten van ministers, onderministers, staatssecretarissen, adviseurs en consultants zullen vervullen. Het document is gedateerd: “This_day of June 2010”. [76] Op de externe harde schijf, die in het kantoor van [medeverdachte 2] bij [vennootschap] is aangetroffen, is een document "Promissory note" aangetroffen. Deze schuldbekentenis behelst een overeenkomst van geldlening van een bedrag ad USD 700.000,00 tussen de partijen [verdachte]. als leningnemer en [medeverachte 1]. als leninggever. De lener verplicht zich tot terugbetaling van het geleende bedrag op 30 juni 2011 en betaling van rente ad 6% per jaar. Het document is gedateerd op 30 juni 2010 en niet ondertekend. [77] Op 29 juni 2010 heeft [medeverdachte 1] onder andere aan [verdachte] en [persoon] een e-mail gestuurd met de mededeling dat hij deze twee documenten wenst te tekenen en het verzoek om deze te bekijken en de nodige correcties aan te brengen. Als bijlagen bij de e-mail zijn twee Word-bestanden gevoegd. Het eerste document is een “Agreement”; het tweede een “Promissory note”. [78]
Op 19 juli 2010 heeft [verdachte] een e-mail gestuurd met als onderwerp “verkiezingen”. De e-mail luidt onder meer als volgt: “Tot nu toe heb ik jou heel veel gesteund zonder jou iets hiervoor te vragen maar het vereiste bedrag is heel groot en ik moet het op de een of andere manier terugkrijgen.” [79]
[verdachte]. heeft voorafgaand aan de verkiezingen, die op 27 augustus 2010 plaatsvonden (naar algemeen bekend is,
opm. rechter), de politieke partij “[politieke partij]” ([Politieke Partij]) opgericht. [medeverdachte 1]. was een van de adviseurs bij de oprichting van [politieke partij]. [80] [verdachte] heeft verklaard dat [medeverdachte 1]. niet recentelijk financiële ondersteuning aan hemzelf of de [politieke partij] heeft verricht. [medeverdachte 1]. wilde dat het voornamelijk financieel economisch beter zou gaan met Curaçao. In de tijd dat hij “ons” financieel ondersteunde had [medeverdachte 1]. zakelijke belangen op Curaçao. Hij zat in de real estate en casino business, aldus [verdachte]. [81]
Op 12 september 2010, dus twee weken na de verkiezingen (
opm. rechter), om 19:47 uur is er een e-mail gestuurd vanaf het e-mailadres (e-mailadres)naar het adres (e-mailadres). In die e-mail is een e-mail van [kandidaat politiek] doorgestuurd over, kort samengevat, zijn kandidatuur voor [verdachte].’s nieuwe politieke beweging. Diezelfde dag om 20.28 uur heeft [medeverdachte 1] naar (e-mailadres) gemaild: “Helaas, zoals ik je zei, zodra je 300 mensen krijgt die op je stemmen word je plotseling Einstein en heb je de oplossing voor alle wereldproblemen. Mensen begrijpen niet dat politiek, net als ieder ander vervoermiddel in het leven, een leerproces is dat net als al het andere tijd kost en een hoop inspanning vergt. Iemand op zijn leeftijd die dat niet begrijpt is geen goede kandidaat. Alleen maar omdat je een goede dokter bent betekent niet dat je een goede minister van gezondheid bent. Je zult eerst moeten leren hoe je dat doet en dan, wanneer je het gevoel hebt dat je hele proces dat erbij hoort kent, dan kan hij een kans hebben. Het nieuwe land heeft de hulp van iedereen nodig en nederigheid om tot resultaat te komen. Welnu, dit is de prijs die we moeten betalen voor het hebben van zo’n nieuwe partij!!! Helaas weet ik de oplossing niet. Gewoon geduld en nog meer geduld. Politiek is de schone kunst van het compromis.” [82] [verdachte] is gebruiker van het e-mailadres (e-mailadres) geweest. [83]
Op 10 oktober 2010 is [verdachte] minister-president van het land Curaçao geworden. [84]
Op 19 januari 2011 heeft [medeverdachte 1]. een e-mail naar het e-mailadres van [verdachte]. (e-mailadres) gestuurd met als onderwerp “vertaling van de vorige mail”. De e-mail bevat een tekst gericht aan de minister van Binnenlandse Zaken van de Italiaanse Republiek te Rome, namelijk voor zover van belang: “De regering waarvan ik de eer heb voorzitter te zijn, heeft besloten de heer [medeverdachte 1] een prestigieuze en belangrijke institutionele functie te geven. (…) Het onderzoek dat door onze autoriteiten verricht is heeft ons in staat gesteld de absolute geschiktheid van de heer [medeverdachte 1] vast te stellen (…). Daar ik de benoemingsprocedure moet afronden, zou ik u erkentelijk zijn indien u mij een kort verslag wilt sturen van de reputatie die de heer [medeverdachte 1]. heeft bij uw ministeri[persoon]”
Deze tekst komt terug, met een enkele aanpassing, in een door [verdachte]. als minister-president van Curaçao ondertekende brief aan de minister van Binnenlandse Zaken van de Republiek Italië. In die brief is vermeld: “De regering waarvan ik de eer heb voorzitter te zijn, zal binnenkort een besluit nemen om de heer [medeverdachte 1] een prestigieuze en belangrijke institutionele functie te geven. (…) Het onderzoek dat door onze autoriteiten verricht is heeft ons in staat gesteld de absolute geschiktheid van de heer [medeverdachte 1] vast te stellen (…). Daar ik de benoemingsprocedure moet afronden, zou ik u erkentelijk zijn indien u mij een kort verslag wilt sturen via uw ministerie van de reputatie die de heer [medeverdachte 1] heeft.” Volgens het stempel op de brief is de brief op 2 mei 2011 in Italië als ontvangen geadministreerd. [85]
Bij brief van 5 mei 2011 heeft de minister van binnenlandse zaken van Italië aan [verdachte]., als minister-president, bericht dat hij contact zal opnemen met de diplomatieke vertegenwoordiger, zodat deze [verdachte]. van alle nuttige informatie zal voorzien. De ambassadeur te Rome heeft vervolgens bij brief van 26 mei 2011 aan minister-president [verdachte]. bericht dat door de prefect van het ministerie van binnenlandse zaken van Italië mondeling de volgende informatie over de antecedenten van [medeverdachte 1] is verstrekt: “Er zijn geen strafrechtelijke veroordelingen bekend. Bij politieonderzoek gedurende de jaren 1995-1997 inzake [medeverdachte 1]. is gebleken dat deze persoon betrokken was bij internationale drugshandel en een belangrijk persoon betrof in de Siciliaanse maffia. Na arrestatie van zijn vader, is [medeverdachte 1]. een toeristisch centrum in Sint Maarten gestart via welke witwassen van geld plaatsvond. Deze informatie is zowel door de Italiaanse politie als de Italiaanse inlichtingendienst bevestigd.” De prefect heeft voorts meegedeeld aan de formele procedurele weg te hechten voor beantwoording van het verzoek van [verdachte]. en hem daarom via de ambassade van het Koninkrijk op de hoogte te stellen. [86] Op 26 mei 2011 heeft [verdachte]. de correspondentie uit Rome doorgestuurd naar [medeverdachte 1] en (cc) aan [persoon] met de opdracht om [persoon] de brief te laten lezen. Bij e-mail van 31 mei 2011 met het onderwerp “benoeming” heeft [medeverdachte 1] aan [verdachte] bericht: “Beste [verdachte], om de info te gebruiken zal ik je een brief sturen waarin gevraagd wordt hoe het staat met mijn voorgestelde benoeming. Jij antwoordt dat je negatieve info hebt ontvangen over mijn naam van de Italiaanse wederpartij en dat je dus niet door kunt gaan. En vanaf dat moment zal ik of mijn advocaten vragen wat voor soort informatie en dan zul je verplicht zijn die vrij te geven.” [87]
Bij e-mail van 30 juni 2011 heeft [medeverdachte 1] aan o.a. [verdachte], [persoon], [persoon] bericht: “Alleen voor uw ogen bestemd. Dit is de vertaalde brief die u van buitenlandse zaken zult ontvangen.” In deze e-mail is een e-mail van [medeverdachte 1] zelf doorgestuurd met een tekst in de Italiaanse taal en de Engelse vertaling daarvan. Het betreft de brief die is gestuurd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De tekst luidt vertaald naar het Nederlands: “Met betrekking tot het verzoek dat gedaan is door de Minister van Curaçao over het voorstel om de Italiaanse staatsburger [medeverdachte1] een institutionele functie te geven, gelieve op te merken dat de bevindingen (…) niets hebben aangetoond dat tegen het aangewezen onderwerp pleit, die ook vrij is van bedrog en van vervolging door de bevoegde gerechtelijke autoriteiten. Getekend, Chef van het kabinet van de Minister van Binnenlandse Zaken. Prefect.” [88]
Er heeft ook een e-mailwisseling plaatsgevonden over de aanstelling van [president] als president-commissaris van de Raad van Commissarissen van de Centrale Bank. [president] was op dat moment managing director bij [bedrijf]. Hij heeft op 16 maart 2011 een e-mail naar [verdachte] gestuurd met het onderwerp “as per your request”. Op 22 maart 2011 heeft [persoon] gemaild, met een cc aan [medeverdachte 1], dat er groen licht is en dat het de volgende dag wordt goedgekeurd in de ministerraad. Op 1 april 2011 heeft [verdachte] een e-mail van [medeverdachte 1] ontvangen met het onderwerp “draft”. [medeverdachte 1] mailt: “pls tell me your opinion”. Bij de e-mail is een ongetekende brief van [persoon] gevoegd, waarin hij minister-president [verdachte]. bedankt en de benoeming weigert als gevolg van de controverse veroorzaakt door de aankondiging van zijn nominatie (hierna: de weigeringsbrief). Bij e-mail van 1 april 2011 om 15:31 heeft [verdachte] op de e-mail van [medeverdachte 1]. gereageerd als volgt: “Sounds very humble, good. He combined english and dutch should be just like that.” Diezelfde dag om 17:55 uur heeft [medeverdachte 1] vervolgens een e-mail van B. ontvangen, waarbij dezelfde weigeringsbrief is gevoegd. [89]
Op 18 maart 2011 heeft [medeverdachte 1] een e-mail doorgestuurd naar het e-mailadres van [verdachte] met de mededeling “For your eyes only!!!!” De doorgestuurde e-mail heeft als onderwerp “Mogelijkheden voor exploratie in de offshore te Curaçao” en gaat over de exploitatie in de offshore te Curaçao. De e-mail bevat een aantal andere doorgestuurde e-mails, waaronder een e-mail van “[persoon]” (hierna ook: [persoon]). [PERSOON] is een energieconcern. In de e-mail van [PERSOON] staat: “In de bijlage het antwoord aan de Minister President van Curaçao waarin wij onze interesse kenbaar maken (…). Hieronder het bericht over de exploratiemogelijkheden. (…) De mogelijkheid tot exploratie is substantieel en [PERSOON] zou een rol van “early mover” kunnen vervullen en daarmee zich verzekeren van gebieden met minimale contractuele verplichtingen. [90]
Op 23 september 2012 heeft [medeverdachte 1] een e-mailbericht naar het e-mailadres van [verdachte]. (e-mailadres) gestuurd met in de bijlage een aanbevelingsbrief (“Reference Letter”) betreffende een visumaanvraag van [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1]. bericht [verdachte]. dat zijn advocaten hem hebben gevraagd of hij een soortgelijke brief kan tekenen voor [medeverdachte 1]’s eerstkomende vergadering. Het betreft een (concept) aanbevelingsbrief gericht aan het Consulaat Generaal van de Verenigde Staten en geschreven in naam van [verdachte] als minister-president van Curaçao. Bovenaan de brief is vermeld “af te drukken op officieel briefpapier van het kantoor van de minister president”. De brief luidt onder meer als volgt, vertaald naar het Nederlands: “In mijn officiële hoedanigheid als Minister President van Curaçao, schrijf ik u deze brief ter ondersteuning van de aanvraag van de heer [medeverdachte 1] voor een meervoudig inreisvisum (…) voor de V.S. Ik beveel [medeverdachte 1]. ten zeerste aan, en ben mij volledig bewust van de vermeende afwijzingskwesties die zijn verzoek voor een Amerikaans visum omgeven, naar ik meen, door ongegronde beschuldigingen van banden met personen die zich bezighouden met criminele activiteiten. (…) Op basis van mijn beroepsmatige en persoonlijke omgang met de heer [medeverdachte 1] gedurende een aantal jaren kan ik u verzekeren dat zijn morele karakter en integriteit boven elke verdenking verheven is. (…) Ik heb er het grootste vertrouwen in dat de heer [medeverdachte 1].’s huidige aanvraag, na bestudering, zal resulteren in de afgifte van een Amerikaans visum (…).”
De aanbevelingsbrief is ook aangetroffen als bijlage bij de e-mail van [medeverdachte 1]. aan o.a. [persoon] d.d. 7 maart 2012 met als onderwerp “revised letter brief”, welke e-mail op de laptop van [verdachte] is aangetroffen. [91]
4.6.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 (ambtelijke omkoping)
4.6.1.
Giften aan een ambtenaar
Uit het voorgaande blijkt, samengevat, het volgend [persoon] De betalingen door B P. van de door de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2]. valselijk opgemaakte facturen van [vennootschap] ad USD [USD],00 en USD [USD$],00 zijn in mei en juni 2010 ten goede gekomen aan [verdachte] en [medeverdachte 2] persoonlijk. Het gaat om een groot bedrag van in totaal USD 213.422,00. Via zijn partner [medeverdachte 2] had [verdachte] toegang tot haar bankrekening. De betalingen zijn gedaan in het jaar van de verkiezingen. [medeverdachte 1] was op dat moment feitelijk eigenaar van [bedrijf] [verdachte]. was ambtenaar, namelijk lid van de Eilandsraad van het Eilandgebied Curaçao en doende een politieke partij op te richten met het oog op de op handen zijnde verkiezingen.
Het Gerecht is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen genoegzaam volgt dat deze betalingen zijn aan te merken als giften aan een ambtenaar, teneinde aldus een relatie met die ambtenaar te doen ontstaan en/of te onderhouden met het doel om - in de toekomst - kort gezegd een voorkeursbehandeling te verkrijgen, al dan niet via de (nog op te richten) [politieke partij].
Immers, in dezelfde periode, namelijk in juni 2010, zijn er concept overeenkomsten tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] opgesteld met betrekking tot een geldlening van [medeverdachte 1]. aan [verdachte] ter grootte van USD 700.000,00 en een samenwerking binnen de [politieke partij] (in oprichting) op gelijke basis, onder meer inhoudende dat alle besluiten met betrekking tot [politieke partij] (waaronder de besluiten over de kieslijst en eventuele kandidaten) gezamenlijk worden genomen. In september 2010 heeft er feitelijk ook overleg plaatsgevonden tussen [verdachte]. en [medeverdachte 1 over een mogelijke kandidaat voor de [politieke partij]. Dit is in lijn met de concept overeenkomst van juni 2010 (de Agreement), waaruit het Gerecht afleidt dat er feitelijk sprake is geweest van enige samenwerking tussen [verdachte]. en [medeverdachte 1] met betrekking tot [politieke partij]. Ondertussen, in juli 2010, heeft [medeverdachte 1]. aan [verdachte] bericht dat hij hem tot nu toe veel heeft gesteund maar dat er een heel groot bedrag vereist is en dat hij het op de een of andere manier moet terugkrijgen. Vervolgens, in de periode van januari tot en met juni 2011 en in februari en maart 2012, als [verdachte]. inmiddels minister-president is, heeft [verdachte]. zich feitelijk meermalen ingespannen voor [medeverdachte 1] en een van zijn medewerkers (B. ). Zo heeft [verdachte] bevorderd dat [medeverdachte 1] en B. zullen worden aangesteld in een prestigieuze en belangrijk [persoon] In dat verband heeft hij herhaaldelijk de instructies van [medeverdachte 1]. opgevolgd, bijvoorbeeld door de brief naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken te Italië te schrijven om aan interne overheidsinformatie over [medeverdachte 1] te komen en door zijn mening te geven over de concept weigeringsbrief van [persoon]. Ook heeft hij bevorderd dat [medeverdachte 1]. internationaal wordt aanbevolen, waarbij hij de gebruikelijke diplomatieke kanalen heeft omzeild.
Het Gerecht acht al deze omstandigheden - in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen - redengevend voor het bewijs van het tenlastegelegd[persoon] De door de verdediging aangevoerde omstandigheid dat [medeverdachte 1] in zijn e-mail van 19 juli 2010 tevens aan [verdachte] heeft bericht dat hij om verschillende redenen geen interesse heeft om deel te nemen in de partij en dat hij [verdachte] gezegd heeft dat, als hij voldoende garanties van zichzelf heeft of van de personen die deelnemen in de partij, hij hem wat geld zou kunnen lenen opdat hij het succes krijgt dat hij verdient, doet er niet aan af dat [medeverdachte 1] feitelijk invloed heeft uitgeoefend, zoals hiervoor is overwogen. Het Gerecht passeert het verweer van de verdediging op dat punt.
[verdachte] heeft geen enkele verklaring gegeven, noch voor de betaling van de gelden door [bedrijf] en de ontvangst van het geld noch voor de besproken correspondentie en documenten. Nu van een andere reden voor de betaling van de gelden niet is gebleken, leidt het Gerecht af uit voormelde context alsmede uit de omvang, de aard, de positie van de ambtenaar binnen de overheidsorganisatie en het moment waarop de betalingen zijn gedaan, dat het gaat om giften zoals hiervoor bedoeld.
4.6.2.
Opzet
Uit het verhullen van de betalingen en de bewust ondoorzichtige geldstromen volgt dat [verdachte] zich bewust was van het feit dat de betalingen aan [medeverdachte 2] en hem werden gedaan teneinde hem te bewegen iets te doen of na te laten. Anders dan de verdediging acht het Gerecht de wetenschap van de verdachte (het opzet) derhalve bewezen.
4.6.3.
Strijd met de ambtsplicht
Door aldus te handelen heeft [verdachte] in strijd met zijn plicht als ambtenaar gehandeld. Door de giften stond [verdachte] immers niet meer vrij, zoals van hem in zijn positie verwacht mocht worden, en heeft hij gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedragslijn dat een volksvertegenwoordiger in zijn taakuitoefening neutraal dient te zijn. Het geven van een voorkeursbehandeling is op die grond verboden. Het verweer van de verdediging dat er geen sprake is van handelen in strijd met de ambtsplicht van een lid van de Eilandsraad, wordt derhalve verworpen.
4.6.4.
Overige
Naar aanleiding van het verweer dat [medeverdachte 1] nooit daadwerkelijk heeft bevoordeeld overweegt het Gerecht dat niet is vereist dat het met de giften beoogde handelen of nalaten ook daadwerkelijk is gevolgd. Voldoende is dat de ambtenaar - op het moment dat deze de gift aanneemt - weet dat die gift hem is gedaan om hem te bewegen in de toekomst iets te doen of na te laten. Hiervan is, zoals reeds is overwogen, in dit geval sprak[persoon] Niet noodzakelijk is dat één qua tijd en plaats en verdere details nauwkeurig vaststaande handeling wordt beoogd. [92]
De verdediging heeft nog betoogd dat het doneren van geld ten behoeve van politieke activiteiten van de politieke partij van [verdachte]. in 2010 niet strafbaar was. Voor zover hiermee wordt bedoeld dat de door het Gerecht omschreven giften geen giften zijn maar
fundraisingvoor [politieke partij], wordt dit verweer verworpen. Deze kennelijke voorstelling van zaken van de verdediging is niet te rijmen met de heimelijke wijze waarop de bedragen via omwegen aan [verdachte] en [medeverdachte 2] zijn betaald. Overigens is de subjectieve bedoeling van de gever (bijvoorbeeld dat de giften zouden zijn gedaan in het kader van
fundraising)niet van belang. [93]
4.6.5.
Slotsom
Op grond van het voorgaande acht het Gerecht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich heeft schuldig gemaakt aan, kort gezegd, ambtelijke omkoping. Het tenlastegelegde medeplegen is niet bewezen, omdat de omkoper en omgekochte niet als deelnemers aan elkaars misdrijven zijn aan te merken en onvoldoende is gebleken van een andere medepleger aan het feit.
Ten aanzien van feit 4 cumulatief (voorhanden en aanwezig hebben van jammers)
4.7.
Redengevende feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 4 (cumulatief) [94]
Op 9 december 2013 zijn tijdens de huiszoeking te (adres) te Curaçao (zijnde de woning van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1],
opm. rechter) twee jammers aangetroffen, te weten een jammer op de plank van de slaapkamer (beslagnummer Bank 33.3.6.4) en een jammer op de vloer in het kantoor (beslagnummer Bank 33.4.2.50). [95] Tevens is een bij eerstgenoemde jammer behorende afstandsbediening in de kast in de slaapkamer aangetroffen (beslagnummer 33.3.5.5). [96]
Uit onderzoek door twee experts digitaal rechercheren van het Recherche Samenwerkingsteam blijkt dat de jammer met beslagnummer Bank 33.3.6.4 (merkloos, serienummer 01107810) en de jammer met beslagnummer Bank 33.4.2.50 (merkloos en geen serienummer) apparaten zijn waarmee opzettelijk de telecommunicatie infrastructuur kan worden verstoord, namelijk het GSM/DCS/CDMA/3G-verkeer. Na het aanzetten van de laatstgenoemde jammer trad in de directe omgeving een verstoring van het GSM/3G-netwerk van zowel UTS als Digicel op, waardoor het gebruik van GSM’s in de directe nabijheid van de jammer niet mogelijk was gedurende de tijd dat deze aan stond. [97]
Door Bureau Telecommunicatie en Post ([bedrijf]) is onderzoek verricht naar de technische functionaliteit van de apparaten. Uit dat onderzoek blijkt dat de apparaten met de beslagnummers Bank 33.3.6.4 en Bank 33.4.2.50 “frequency jammers” zijn. Deze apparaten zenden radiogolven uit op frequentiebanden die worden gebruikt voor draadloze communicati[persoon] Ze blokkeren de communicatie tussen basisstation en mobiele telefoon. Mobiele telefoons die zich binnen het bereik van deze apparaten bevinden kunnen geen gesprekken ontvangen of plaatsen. Conform artikel 15 lid 1 van de Landsverordening op de telecommunicatievoorzieningen (Ltv) is het anders dan krachtens concessie verboden radio-elektrische zendinrichtingen aan te leggen, aanwezig te hebben dan wel te gebruiken of te exploiteren, tenzij met machtiging van de Minister. De Minister zal geen machtiging afgeven voor een dergelijk apparaat aangezien het storing veroorzaakt aan een concessiehouder. [98] De apparaten Bank 33.3.6.4. en Bank 33.4.2.50 zijn ontworpen met het doel de storingsvrije communicatie in bepaald frequentiebanden te verstoren. Zonder technische aanpassing kunnen zij niet voor andere doeleinden worden gebruikt. Het apparaat Bank 33.3.5.5. is bedoeld om Bank 33.3.6.4. op afstand te bedienen. [99]
[verdachte] en [medeverdachte 2] zijn geen houder van een concessie zoals bedoeld in artikel 15 lid 1 Ltv. [100]
Twee weken voor de inbeslagname van de twee frequency jammers is via het e-mailadres van [verdachte] (e-mailadres) een bestelling van (andere dan de inbeslaggenomen,
opm. rechter) jammers geplaatst bij bedrijf [bedrijf 3]. Dit bedrijf heeft bij e-mail van 28 november 2013 de order bevestigd. De e-mail is gericht aan [medeverdachte 2] De orderbevestiging vermeldt de volgende informatie: “Billing information: Payment Method: [medeverdachte2] Credit card payment Online (2). Shipping information: Shipping Method: [medeverdachte 2], (adres), United States”. [101]
Een paar dagen later, op 2 december 2013, is via het e-mailadres van [verdachte] (e-mailadres) een ander bedrijf om advies gevraagd. De e-mail van 2 december 2013 van [verdachte] aan [persoon] van [bedrijf 2] vermeldt: “Please indicate to us exactly which portable jammer you are offering, we need 3 pcs. Of good 5 band cell phone jammer. Please advice on the frequencies can’t tell you exactly what we need. Two mobile companies: http://www.uts.cw/ and http://digicelcuracao.com/.” [102]
Bij e-mail van 4 december 2013 wordt vanaf het e-mailadres van [verdachte] (e-mailadres) een e-mail van [persoon] met onderwerp (letterlijk weergegeven) “re inquiring of CTS jmamer” doorgestuurd naar [verdachte 2] met de mededeling “Lesa e email aki abou”. De doorgestuurde e-mail van [persoon] vermeldt onder meer: “sorry for the mistake, this is the right PI you can see it in the attachment, please check (…) I’m sorry to tell you that the system fail to verify the order. Your money have been refund. Could you please make payment by Money Gram or Western Union? You can find the PI in the attachment.” [103]
4.8.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 4 cumulatief
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte, zonder concessie, twee frequency jammers voorhanden en aanwezig heeft gehad. Nu gesteld noch gebleken is dat de verdachte daarvoor een machtiging van de minister was verleend, is sprake van voorhanden en aanwezig hebben in strijd met de wet. De omstandigheid dat de werking van een van de jammers niet consistent is, maakt dat niet anders. Het apparaat blijkt immers, hoewel niet altijd, wel te functioneren.
De verdediging heeft het verweer gevoerd dat de verdachte het oogmerk dat daarmee een misdrijf in de zin van artikel 2:107 eerste lid Sr wordt gepleegd, niet had. Het Gerecht verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Uit voormeld e-mailverkeer blijkt dat de verdachte advies heeft gevraagd welk type jammer het beste kan worden aangeschaft. Hij heeft aangegeven bepaalde mobiele telefonie jammers nodig te hebben, hij heeft advies gevraagd over de frequenties en verwezen naar de website van twee lokale mobiele telefonie aanbieders. Het Gerecht leidt hieruit af dat de verdachte met het voorhanden hebben van de inbeslaggenomen jammers het oogmerk had om daarmee het mobiele telefoonverkeer te verstoren. Derhalve is het oogmerk dat daarmee een misdrijf in de zin van artikel 2:107 eerste lid Sr wordt gepleegd, bewezen. Overigens geldt, zoals het openbaar ministerie ook heeft betoogd, dat een frequency jammer ontworpen is met het doel de storingsvrije communicatie in bepaalde frequentiebanden te verstoren. De verdediging heeft gesteld dat het de bedoeling was de frequency jammers te gebruiken. Ook in zoverre is het oogmerk om opzettelijk een stoornis te veroorzaken in de gang en/of in de werking van enig werk of telecommunicatie, dus bewezen. De door de verdediging aangevoerde omstandigheid dat de jammers niet in gebruik (aangelegd) waren, doet aan dat oogmerk niet af.
Dat er geen gemeen gevaar voor personen en goederen zou zijn, zoals door de verdediging voorts is betoogd, is niet van belang, nu er geen gemeen gevaar voor goederen aanwezig hoeft te zijn voor bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten.
Ook het betoog van de verdediging dat de frequency jammers eventueel machtigingsvrij zijn, gaat niet op. Uit het schrijven van [bedrijf] blijkt dat voor dergelijke apparaten geen machtiging zal worden afgegeven aangezien deze storing veroorzaken aan een concessiehouder.
Het Gerecht acht het tenlastegelegde medeplegen eveneens wettig en overtuigend bewezen. De betrokkenheid en het bewustzijn van medeverdachte [medeverdachte2] blijkt uit het aangehaalde e-mailverkeer. Het Gerecht leidt, bij gebrek aan een andersluidende verklaring, uit de e-mails af dat [medeverdachte2] voorafgaand aan het tenlastegelegde feit (andere) jammers heeft besteld en daarbij haar creditcardgegevens heeft doorgegeven en dat [verdachte]., nadat er met zijn bestelling van (bepaalde) jammers iets was misgegaan, [medeverdachte2] daarvan op de hoogte heeft gesteld. Dit wijst op de betrokkenheid en het bewustzijn van [medeverdachte2] bij/van de aanschaf van (bepaalde) jammers. Vervolgens zijn er twee frequency jammers aangetroffen in de woning van de verdachten. Het Gerecht acht het, voormelde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, niet aannemelijk dat [medeverdachte 2] zich niet bewust was van de aanwezigheid van deze frequency jammers, zoals de verdediging heeft aangevoerd. De e-mailcorrespondentie en de plek waar de twee frequency jammers zijn aangetroffen, te weten op een plank in een slaapkamer en op de vloer in het kantoor in de woning van de verdachten, wijzen op het tegendeel. Het Gerecht leidt uit een en ander af dat beide verdachten over de jammers konden beschikken en in meer of mindere mate bewust waren van de aanwezigheid van de jammers. Het tenlastegelegde medeplegen van het voorhanden en aanwezig hebben van de twee jammers is derhalve bewezen.
De verdachte zal partieel worden vrijgesproken van het voorhanden hebben van audio jammers en spy phone protectors, zoals ook is tenlastegelegd, omdat niet is bewezen dat dit technische hulpmiddelen zijn die ontworpen zijn voor het opzettelijk veroorzaken van een stoornis in de gang en/of in de werking van of enig werk voor telecommunicati[persoon]
Ten aanzien van feit 5 cumulatief (valsheid in geschrift kennisgeving verlies paspoort)
4.9.
Redengevende feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 5 (cumulatief) [104]
Op 15 april 2013 heeft [verdachte] kennisgeving van verlies van zijn diplomatieke paspoort met het nummer [nummer] bij de politie gedaan. De kennisgeving verlies reisdocument vermeldt onder meer het volgende: “Datum constatering verlies: In de maand november 2012. Waar en hoe verloren: Door de abrupte wisseling van 29 september 2012 van de regering, heb ik pas weken later privé spullen thuis bezorg gekregen. Het is mij niet bekend hoe deze opruiming in de Fort Amsterdam 17 heeft plaatsgevonden, ik was hierbij niet aanwezig. In mijn ontvangen privé spullen was dit Diplomatiek Pas niet aanwezig. Bijzondere omstandigheden bij verlies: In verband met de abrupte wisseling van de regering, had niemand meer toegang naar hun kantoren”. [105]
Bij e-mail van 17 april 2013 heeft [verdachte] de kennisgeving van verlies naar de directeur van het Kabinet van de Gouverneur gestuurd. [106]
Op 9 december 2013 is tijdens de doorzoeking bij [vennootschap] een kluis aangetroffen in de werkruimte van [medeverdachte2] Omdat het niet lukte de kluis te openen, is de kluis verplaatst naar de marine kazerne Suffisant. [107] Dezelfde dag is de kluis in de kazerne te Suffisant geopend. In een bruine enveloppe die in de kluis werd aangetroffen, is een diplomatiek paspoort van de Europese Unie Koninkrijk der Nederlanden aangetroffen met nummer [nummer] op naam van [verdachte]., geboren op (datum), in zijn hoedanigheid van Minister President van Curaçao. [108]
De onderdirecteur van [vennootschap], getuige [getuige], heeft verklaard dat alleen [medeverdachte2] en hij toegang tot de kluis hebben. Hij heeft de inhoud van de kluis niet bijgehouden. [109] [medeverdachte2], directeur bij [vennootschap]., heeft verklaard dat zij beslist wat er in de kluis wordt bewaard. Alleen [getuige] en zij hebben toegang tot (de inhoud van) de kluis. [verdachte] heeft geen toegang tot de kluis. [110]
In verband met de regeringswisseling op 29 september 2012 was het hoofd Divisie Recherchedienst, getuige [verdachte] , op 30 september 2012 aanwezig in Fort Amsterdam. [verdachte] verliet Fort Amsterdam en heeft bij het verlaten van het kantoor een stel sleutels aan de getuige overhandigd. De getuige heeft het kantoor van de Minister President gecontroleerd. Hij heeft geen Nederlands diplomatiek paspoort op naam van [verdachte] aangetroffen. [111]
4.10.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 5 (cumulatief)
Het diplomatieke paspoort van de verdachte is aangetroffen in de kluis in het kantoor van zijn partner [medeverdachte 2] Reeds op grond hiervan is bewezen dat de verdachte in de kennisgeving verlies reisdocument in strijd met de waarheid heeft doen opnemen dat hij het paspoort is verloren, zoals hem is tenlastegelegd.
Het Gerecht acht het tenlastegelegde opzet op het valselijk opmaken van de kennisgeving en het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken, anders dan de verdediging, eveneens bewezen en overweegt daartoe als volgt.
Als uitgangspunt geldt dat de verdachte als houder van het paspoort daarvoor verantwoordelijk is en dus wordt geacht bekend te zijn met de plaats waar het wordt bewaard. De verdachte heeft er geen enkele - laat staan een redelijke - verklaring voor gegeven hoe zijn paspoort in de kluis op het kantoor van zijn partner terecht is gekomen. Hij ontkent dat hij het paspoort zelf in de kluis heeft gelegd of aan [verdachte2] in bewaring heeft gegeven, terwijl uit de verklaringen van [medeverdachte2] en D. kan worden afgeleid dat [medeverdachte2] degene is geweest die het paspoort in de kluis heeft gelegd. [medeverdachte2] komt immers zelf ook tot die conclusie Onder de gegeven omstandigheden acht het Gerecht het volstrekt ongeloofwaardig dat de verdachte er geen weet van had dat zijn paspoort in de kluis in het kantoor van [medeverdachte2] was opgeborgen. Het Gerecht acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de kennisgeving van verlies van zijn diplomatieke paspoort opzettelijk in strijd met de waarheid - en dus valselijk - heeft doen opmaken met het oogmerk om deze kennisgeving als echt en onvervalst te gebruiken.
De verdediging heeft betoogd dat er geen sprake is van nadeel. Dit betoog gaat niet op. De in artikel 2:184 eerste lid Sr vermelde bewoordingen “te gebruiken of door anderen te doen gebruiken” worden geacht betrekking te hebben op elk gebruik in het maatschappelijke verkeer, waarbij sprake is van misleiding en waaruit enig nadeel kan ontstaan. [112] Dat is het geval indien, zoals in deze, bewust in strijd met de waarheid bij de politie een kennisgeving van verlies van een diplomatiek paspoort wordt gedaan om deze vervolgens als echt en onvervalst te gebruiken.
Nu de verdachte de valse kennisgeving verlies reisdocument naar het Kabinet van de Gouverneur heeft gemaild, acht het Gerecht het cumulatief tenlastegelegde (opzettelijk) gebruik maken (impliciet primair) en afleveren en voorhanden hebben terwijl hij wist dat deze bestemd was voor zodanig gebruik (impliciet subsidiair), eveneens bewezen.
4.11.
Bewezenverklaring
Het Gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 cumulatief, 4 cumulatief en 5 cumulatief tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht dat:
Feit 1:
hij in de periode van 1 januari 2010 tot en met 8 oktober 2010 te Curaçao in de voormalige Nederlandse Antillen en de Verenigde Staten van Amerika en Zwitserland telkens als ambtenaar, te weten als Eilandsraadslid van het Eilandsgebied Curaçao,
giften, gedaan door of namens [medeverdachte1] (via [bedrijf]), te weten:
  • een geldbedrag van USD [USD],- en
  • een geldbedrag van USD [USD$],-,
heeft aangenomen, via [medeverdachte2],
telkens wetende dat deze giften aan hem, verdachte, werden gedaan teneinde hem, verdachte, te bewegen om in strijd met zijn plicht in zijn bediening iets te doen of na te laten, te weten het:
  • onderhouden van een relatie tussen hem, verdachte, en [medeverdachte1], teneinde voor [medeverdachte1] en/of (een van) de tot het [bedrijf 2] behorende bedrijven een voorkeursbehandeling te bewerkstelligen, en
  • anders dan om zakelijke redenen begunstigen van [medeverdachte1] en/of (een van) de tot het [bedrijf 2] behorende bedrijven en
  • verstrekken van interne overheidsinformatie aan [medeverdachte1] en
  • verstrekken van invloed aan deze [medeverdachte1] in de Curaçaose overheid (via de nieuw op te richten politieke partij [politieke partij]) en aan [medeverdachte1] vooraf instemming vragen voor de kieslijst van de politieke partij [politieke partij] en benoeming van personen op publieke topfuncties op Curaçao en
  • door verdachte (met aanwending van zijn huidige en/of toekomstig gezag en invloed als ambtenaar) bevorderen dat [medeverdachte1]. internationaal wordt aanbevolen en
  • door verdachte (met aanwending van zijn huidige en/of toekomstig gezag en invloed als ambtenaar) bevorderen dat [medeverdachte1] en een van de tot het [bedrijf 2] behorend persoon zal worden aangesteld in een prestigieuze institutionele functie te Curaçao;
Feit 2:
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2010 tot en met 1 juli 2010 te Curaçao in de voormalige Nederlandse Antillen en Italië, tezamen en in vereniging met anderen,
twee facturen van [vennootschap] (gericht aan [bedrijf]), te weten:
- een factuur met factuurnummer [nummer1] (gedateerd 4 mei 2010) ten bedrage van [USD],00 USD (onder vermelding van de omschrijving “Assembly and Testing Playing Tracking Module (Vlt Italian Market)” en “On-Board Firmware testing”) en
- een factuur met factuurnummer [nummer 2] (gedateerd 7 juni 2010) ten bedrage van [USD$] USD (onder vermelding van de omschrijving “Assembly and testing Tracking Module (Vlt Italian Market)” en “On-Board Firmware testing”),
zijnde telkens een geschrift dat bestemd
isom tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft opgemaakt,
met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken,
terwijl uit dat gebruik enig nadeel
kanontstaan,
bestaande die valsheid hierin dat verdachte en zijn mededaders
  • opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid in genoemde facturen hebben vermeld dat door het bedrijf [vennootschap] vermelde werkzaamheden en/of diensten zijn verricht (voor het bedrijf [bedrijf]), terwijl in werkelijkheid vermelde werkzaamheden en/of diensten niet zijn verricht en
  • opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid in genoemde facturen hebben vermeld dat de facturen op naam gesteld zijn
  • opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid op genoemde facturen de factuurnummers [nummer1] en [nummers 2] heeft vermeld als zijnde factuurnummers van het bedrijf [vennootschap], terwijl in werkelijkheid vermelde factuurnummers niet zijn uitgegeven door het bedrijf [vennootschap].;
Feit 3 cumulatief:
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2010 tot 15 november 2011 te Curaçao en Curaçao in de voormalige Nederlandse Antillen en de Verenigde Staten van Amerika en Zwitserland, tezamen en in vereniging met een ander, telkens van een voorwerp,
te weten een geldbedrag ter waarde van
  • 15.000 USD en
  • 10.000 USD en
  • 50.000 USD en
  • 50.000 USD en
  • 53.422 USD en
  • 20.000 USD,
de herkomst heeft verborgen of verhuld,
terwijl hij, verdachte, en zijn mededader wisten dat deze geldbedragen - onmiddellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
en
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2010 tot 15 november 2011 te Curaçao en Curaçao in de voormalige Nederlandse Antillen en de Verenigde Staten van Amerika en Zwitserland, tezamen en in vereniging met een ander, telkens van een voorwerp,
te weten een geldbedrag ter waarde van
  • 15.000 USD en
  • 10.000 USD en
  • 50.000 USD en
  • 50.000 USD en
  • 53.422 USD en
  • 20.000 USD,
heeft verworven en voorhanden gehad en overgedragen en omgezet,
terwijl hij, verdachte, en zijn mededader wisten dat deze geldbedragen - onmiddellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
Feit 4 cumulatief:
hij op 9 december 2013 in Curaçao tezamen en in vereniging met een ander technische hulpmiddelen die ontworpen zijn voor het opzettelijk veroorzaken van een stoornis in de gang en/of in de werking van enig werk voor telecommunicatie, te weten een
 frequency jammer, merkloos met serienummer [serienummer] [beslagnummer [nummer] inclusief bijbehorende afstandbediening [beslagnummer [nummer] en

eenfrequency jammer, merkloos zonder serienummer [beslagnummer nummer]
voorhanden heeft gehad, met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 2:107 eerste lid van het Wetboek van Strafrecht wordt gepleegd;
en
hij op 9 december 2013 in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander twee radio-elektrische zendinrichtingen, te weten een:
 frequency jammer, merkloos met serienummer [serienummer] [beslagnummer ] inclusief bijbehorende afstandbediening [beslagnummer] en

eenfrequency jammer, merkloos zonder serienummer [beslagnummer]
(anders dan krachtens concessie) aanwezig heeft gehad, terwijl aan hem, verdachte, hiertoe geen machtiging van de Minister (van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning) was afgegeven;
Feit 5 cumulatief:
hij op 15 april 2013 te Curaçao opzettelijk een “kennisgeving verlies reisdocument” van het (Nederlands) diplomatiek paspoort op naam van [verdachte] met nummer [nummer], zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft doen opmaken met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken, bestaande de valsheid hierin dat in die genoemde kennisgeving van verlies reisdocument valselijk en in strijd met de waarheid was opgenomen dat hij, verdachte, het reisdocument (te weten diplomatiek paspoort op naam van [verdachte] met nummer [nummer]) is verloren in de periode tussen september 2012 en november 2012 (omdat hij het niet heeft terug gekregen tezamen met zijn privé spullen na de abrupte regeringswisseling van 29 september 2012);
en
hij op 17 april 2013 te Curaçao opzettelijk gebruik heeft gemaakt van één vals geschrift, te weten een “kennisgeving verlies reisdocument” van het (Nederlands) diplomatiek paspoort op naam van [verdachte met nummer [nummer], zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware dat geschrift echt en onvervalst en
opzettelijk zodanig geschrift heeft afgeleverd en voorhanden gehad, terwijl hij wist dat dat geschrift bestemd was voor zodanig gebruik,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, genoemde “kennisgeving verlies reisdocument” heeft gemaild naar het kabinet van de Gouve
rneur, en
bestaande die valsheid hierin dat in die “kennisgeving verlies reisdocument” valselijk en in strijd met de waarheid was opgenomen dat hij, verdachte, het reisdocument (te weten diplomatiek paspoort op naam van [verdachte] met nummer [nummer]) is verloren in de periode tussen september 2012 en november 2012 (omdat hij het niet heeft terug gekregen tezamen met zijn privé spullen na de abrupte regeringswisseling van 29 september 2012).
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn in de bewezenverklaring
cursief weergegevenverbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Hetgeen aan de verdachte onder 1, 2, 3 cumulatief, 4 cumulatief en 5 cumulatief meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
Als ambtenaar een gift aannemen, wetende dat deze hem gedaan wordt teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten, meermalen gepleegd.
Feit 2:
Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Feit 3 cumulatief:
Medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
Feit 4 cumulatief:
Eendaadse samenloop van:
  • medeplegen van het voorhanden hebben van een technisch hulpmiddel hoofdzakelijk geschikt gemaakt of ontworpen tot het plegen van een misdrijf als bedoeld in het eerste lid van artikel 2:107 van het Wetboek van Strafrecht met het oogmerk om daarmee een misdrijf te plegen als genoemd in dat artikel, en
  • medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 15 van de Landsverordening op de telecommunicatievoorzieningen.
Feit 5 cumulatief:
De voortgezette handeling van:
  • valsheid in geschrift, en
  • opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift als bedoeld in artikel 2:184, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst; en opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 2:184, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, afleveren en voorhanden hebben, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst,
in de zin van artikel 1:134 van het Wetboek van Strafrecht.
Er is - ook overigens - geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit. De feiten zijn derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Beroep op overmacht ten aanzien van feit 4
Namens de verdachte is ten aanzien van feit 4 betoogd dat hij moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging nu hij heeft gehandeld in een situatie van overmacht. Daartoe is gesteld dat de verdachte spionage apparatuur in zijn auto heeft aangetroffen en dat vertrouwelijk gevoerde gesprekken van de verdachte in zijn woning op geen enkele andere afdoende wijze te waarborgen waren, nu de overheid hem niet tegen een dergelijke diepingrijpende heimelijke inbreuk kon beschermen en hij belang heeft bij waarborg van zijn privacy.
Naar het oordeel van het Gerecht kan niet worden geconcludeerd dat de door de verdediging aangevoerde feiten en omstandigheden van dien aard waren dat [verdachte] heeft gehandeld onder een daardoor veroorzaakte zodanige psychische druk dat hij daartegen geen weerstand heeft kunnen en behoeven te bieden. Veronderstellende wijze ervan uitgaande dat de verdachte inderdaad afluisterapparatuur in zijn auto heeft aangetroffen, en [medeverdachte2] en hij daarom frequency jammers in hun woning hadden, kan niet worden gezegd dat dit middel hiertoe geëigend was. Frequency jammers beschermen immers niet tegen het afluisteren in de auto of woning door middel van afluisterapparatuur; ze verstoren het mobiele telefoonverkeer. Ook kan niet worden geconcludeerd dat het een proportioneel middel was. Tegenover het (gestelde) eigen belang van de verdachte om zichzelf en zijn familie in zijn woning te beschermen tegen afluisteren omdat hij in zijn auto afluisterapparatuur heeft aangetroffen, staan maatschappelijke belangen als een ongestoord mobiel telefoonverkeer (2:107 Sr) c.q. de gecontroleerde toegang tot telecommunicatie in het kader van de veiligheid van het land en openbare orde (art. 15 Ltv). Een ongestoord telefoonverkeer is met name van belang voor de bereikbaarheid van de hulpverleningsdiensten. Het Gerecht is van oordeel dat deze maatschappelijke belangen zwaarder wegen dan het (gestelde) eigen belang van de verdacht[persoon] Als er al sprake was van een psychische druk, heeft de verdachte daartegen dus weerstand kunnen en behoeven te bieden. Het beroep op overmacht faalt derhalv[persoon]
Er is - ook overigens - geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte opheft of uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering van sancties

Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft het Gerecht zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft het Gerecht het volgende in aanmerking genomen.
7.1.
Hoofdstraf
De verdachte heeft zich als ambtenaar met giften laten omkopen door medeverdachte [medeverdachte1]. Giften aan een ambtenaar, in ieder geval als ze van een omvang zijn zoals zich hier voordoet, leiden naar hun aard tot een ongewenste, onaanvaardbare belangenverstrengeling tussen de schenker en de ambtenaar. Onvermijdelijk dreigt, al dan niet op termijn, een voorkeursbehandeling van de schenker door de ambtenaar. Door aldus te handelen heeft de verdachte zijn plicht als ambtenaar verzaakt: integer en neutraal zijn. De voorkeursbehandeling heeft in dit geval ook daadwerkelijk plaatsgevonden op verschillende wijzen. Zo heeft de verdachte, terwijl hij minister-president van het land Curaçao was, contact opgenomen met de Italiaanse en Amerikaanse autoriteiten teneinde informatie over de antecedenten van [medeverdachte1] te verkrijgen, hem aan te bevelen respectievelijk een visum voor hem te verkrijgen. Hij heeft zich ook ingespannen om [medeverdachte1]. en een van zijn medewerkers aan te stellen in een prestigieuze en belangrijke functie Voor een goed functioneren van een democratische samenleving is het van belang dat burgers vertrouwen hebben in het openbaar bestuur en de objectiviteit van overheidsbeslissingen. Door zijn handelen heeft de verdachte het vertrouwen dat burgers moeten kunnen hebben in een integere overheid ernstig geschaad. Dit geldt temeer nu van de verdachte, die na het aannemen van de giften de eerste minister-president van het land Curaçao was geworden, een voorbeeldfunctie uitging. Hij heeft echter zijn eigen persoonlijke belangen zwaarder laten wegen dan de belangen van de bevolking van Curaçao en de reputatie van het land in het buitenland. Het Gerecht rekent hem dit alles zeer zwaar aan.
De door [medeverdachte1] via zijn vennootschap [bedrijf] aan de verdachte betaalde giften zijn aan de verdachte en zijn partner persoonlijk ten goede gekomen. Als dekmantel voor deze giften heeft de verdachte samen met anderen valse facturen opgemaakt. Aldus heeft hij zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van valsheid in geschrift. Dat is een ernstig misdrijf, nu in het economisch verkeer op de juistheid van facturen moet (kunnen) worden vertrouwd. Door zijn handelen heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op dat vertrouwen. Ook dit wordt hem zwaar aangerekend.
Op basis van de valse facturen zijn betalingen verricht die via verschillende omwegen gedeeltelijk aan de verdachte persoonlijk ten goede zijn gekomen. Door gebruik te maken van verschillende (buitenlandse) vennootschappen, bankrekeningen en bankcheques en door de herkomst van de betalingen te verhullen, heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan (het medeplegen van) witwassen. Witwassen is een ernstig strafbaar feit. Door zijn handelen heeft de verdachte eraan meegewerkt dat opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie worden onttrokken en daaraan een schijnbaar legale herkomst wordt verschaft. Door dergelijke witwaspraktijken wordt het plegen van criminele activiteiten vergemakkelijkt, bevorderd en in stand gehouden. Daarnaast vormt het witwassen van criminele gelden een bedreiging van de legale economie en een aantasting van de integriteit en de transparantie van het financiële en economische verkeer.
Daarnaast heeft de verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte2] zonder machtiging twee frequency jammers voorhanden en aanwezig gehad. Een frequency jammer is gebouwd en ontworpen om mobiel telefoonverkeer te verstoren. De verstoring van mobiel telefoonverkeer kan voor levensgevaarlijke situaties zorgen, omdat in dat geval ook hulpverleningsdiensten in de directe omgeving niet meer bereikbaar zijn. Het Gerecht acht ook dit misdrijf kwalijk.
De verdachte heeft voorts een valse kennisgeving verlies reisdocument gedaan en gebruik gemaakt van dat valse geschrift. Ook dit geeft blijk van het feit dat de verdachte zijn eigen belangen voorop stelt en er daarbij niet voor terugdeinst te liegen tegen de officiële instanties.
Het Gerecht rekent de verdachte zijn handelen zwaar aan en is op grond van de aard en de ernst daarvan van oordeel dat slechts een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van lange duur met zich brengt, als passende straf in aanmerking komt.
Bij het vaststellen van de duur van de op te leggen straf houdt het Gerecht rekening met de straffen die in het verleden in ambtelijke corruptiezaken op de eilanden in het Koninkrijk en in Nederland door de verschillende rechtbanken zijn opgelegd en met de straffen die door het Gerecht ten aanzien van witwassen en valsheid in geschrift plegen te worden opgelegd.
Ook houdt het Gerecht rekening met de rol die de verdachte en medeverdachte [medeverdachte2] bij het opmaken van de valse facturen en het witwassen hebben gehad. Die rol is groot geweest. [verdachte] is betrokken bij het valselijk opmaken van de facturen, die nodig waren om de giften van [medeverdachte1] een legitieme herkomst te geven. Medeverdachte [medeverdachte2]. heeft de benodigde gegevens voor de valse facturen verstrekt en haar bankrekening ter beschikking gesteld voor de ontvangst van de giften. [verdachte]. en medeverdachte [medeverdachte2]. hebben de giften vervolgens in verschillende etappes en via verschillende omwegen aan henzelf doen toekomen. Naar het oordeel van het Gerecht zijn de verdachten [verdachte] en [medeverdachte2] aldus aan te merken als gelijkwaardige medeplegers van de valsheid in geschrift en het witwassen. Ook ten aanzien van het voorhanden en aanwezig hebben van de frequency jammers zijn de verdachten als gelijkwaardige medeplegers aan te merken. Daarmee zal bij de strafoplegging rekening worden gehouden.
Ten voordele van de verdachte wordt meegewogen dat hij niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Redelijke termijn
Met de verdediging is het Gerecht van oordeel dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn met drie maanden. Op het moment van de uitspraak (11 maart 2016) zijn meer dan twee jaren verstreken na de dag waarop verschillende huiszoekingen bij de verdachte hebben plaatsgevonden (9 december 2013). Aan deze huiszoekingen kon de verdachte in redelijkheid de verwachting ontlenen dat hij op enig moment zou worden vervolgd. Na de eerste behandeling van de zaak ter terechtzitting op 20 maart 2015 is op verzoek van de verdediging een aantal getuigen gehoord, waaronder twee buitenlandse getuigen, en herhaaldelijk getracht de buitenlandse getuige [getuige] op te sporen teneinde hem te doen horen. Dit horen en opsporen heeft de nodige tijd in beslag genomen, namelijk zo’n vijf maanden, en dit tijdsverlies dient deels op het conto van de verdediging te worden geschreven. Het Gerecht komt, na afweging van alle belangen en omstandigheden, tot de slotsom dat in deze zaak kan worden volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden waardoor inbreuk is gemaakt op artikel 6, eerste lid, EVRM. [113] De overschrijding zal derhalve niet in de straf worden verdisconteerd.
Media-aandacht
Namens de verdediging is naar voren gebracht dat door de media, waaronder de woordvoerder van het openbaar ministerie, veel aandacht aan de strafzaak is besteed en een strafmatiging passend is gelet op de stigmatiserende publiciteit en de schadelijke gevolgen daarvan voor de verdachte en zijn naasten. Het Gerecht overweegt dat media-aandacht rondom de persoon van de verdachte een zware wissel kan trekken op de verdachte en zijn privéleven. Tegelijkertijd acht het Gerecht deze media-aandacht inherent aan het in een openbare functie als Eilandsraadslid c.q. minister-president plegen van strafbare feiten. In een kleine gemeenschap als Curaçao zal een dergelijke zaak al snel een grote impact hebben. De maatschappelijke positie van de verdachte is een niet onbegrijpelijk aandachttrekkend aspect. De verdachte had zich hiervan bij het plegen van de feiten bewust kunnen en moeten zijn. Het Gerecht ziet derhalve geen aanleiding om het aspect van de media-aandacht in strafmatigende zin mee te wegen. [114]
De verdachte heeft zich ter terechtzitting op zijn zwijgrecht beroepen. Uit niets blijkt dat hij inziet dat zijn handelwijze een ontoelaatbare was. Het Gerecht heeft - mede daardoor - geen aanknopingspunten om aan te nemen dat van de verdachte in de toekomst een andere houding ten opzichte van corruptiepraktijken en ernstige misdrijven als valsheid in geschrift en witwassen kan worden verwacht om daarmee, ten voordele van de verdachte, in de straftoemeting rekening te houden.
Het Gerecht houdt voorts rekening met het feit dat de wetgeving is veranderd na het tijdstip waarop de feiten 1, 2 en 3 cumulatief zijn begaan. Daarbij is het strafmaximum voor de delicten ambtelijke omkoping en valsheid in geschrift verhoogd en dat voor het delict witwassen verlaagd. Bij de strafoplegging zijn derhalve de desbetreffende artikelen in de oude wet van ambtelijke omkoping en valsheid in geschrift en het desbetreffende artikel in de nieuwe wet van witwassen, als de voor de verdachte gunstigste bepalingen, toegepast.
Alles afwegende acht het Gerecht de door de officieren van justitie gevorderde straf in goede verhouding staan tot de ernst van de feiten. Het Gerecht acht deze straf passend en geboden. Noch in de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, noch in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij een baan en een jonge dochter heeft, vindt het Gerecht aanleiding om daarvan af te wijken.
7.2.
Bijkomende straf
Het door de verdachte gepleegde misdrijf van ambtelijke omkoping brengt een ernstige aantasting van de grondslagen van ons regeringsstelsel met zich. De ernst van het feit, waaronder het belang van de maatschappij bij een integere verkiesbare politicus, en de omstandigheden waaronder het misdrijf is begaan, namelijk dat de verdachte tijdens zijn minister-presidentschap van het land Curaçao aan [medeverdachte1] (en een van zijn medewerkers) een voorkeursbehandeling heeft gegeven, rechtvaardigen de bijkomende straf van ontzetting uit het passieve kiesrecht. Niet alleen de bescherming van de democratie, ook het respect voor andere gekozen volksvertegenwoordigers en de kiesgerechtigden brengt dit me[persoon] Het Gerecht weegt hierbij ook mee dat, zoals hiervoor reeds is overwogen, uit niets blijkt dat de verdachte inziet dat zijn handelwijze een ontoelaatbare was. Gezien het totale gebrek aan inzicht in het laakbare van zijn handelen acht het Gerecht - net als het openbaar ministerie - de bijkomende straf te meer passend en geboden. Nu de door het openbaar ministerie gevorderde duur van de ontzetting gelijk is aan de duur die op grond van de wet ten minste kan worden bepaald, en het Gerecht geen aanleiding ziet een langere duur te bepalen, zal het ook op dit punt aansluiten bij de eis van het openbaar ministeri[persoon] [115]

8.Beslag

Onttrekking aan het verkeer
De onder de verdachte in beslag genomen frequency jammers (beslagnummers 33.3.6.4 en 33.4.2.50) en afstandsbediening (beslagnummer 33.3.5.5) zullen worden onttrokken aan het verkeer, omdat de onder 4 bewezen verklaarde feiten met betrekking tot die voorwerpen zijn begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
32, 230, 379 van het Wetboek van Strafrecht Nederlandse Antillen (oud); en
1:62, 1:74, 1:75, 1:123, 1:133, 1:134, 1:136, 1:224, 2:107, 2:184 en 2:404 van het Wetboek van Strafrecht; en
15 en 35 van de Landsverordening op de telecommunicatievoorzieningen.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaard[persoon]

10.Beslissing

Het Gerecht:
verklaart bewezen dat de verdachte het onder feit 1, feit 2, feit 3 cumulatief, feit 4 cumulatief en feit 5 cumulatief tenlastegelegde zoals in rubriek
4.11omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart dat de bewezen verklaarde feiten de in rubriek
5genoemde strafbare feiten opleveren;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens deze feiten tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
drie (3) jaren;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
ontzetde verdachte
uit het recht te worden verkozen bij krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezingenvoor een periode van
vijf (5) jaren;
onttrekt aan het verkeer:
- de inbeslaggenomen frequency jammers (beslagnummers 33.3.6.4 en 33.4.2.50) en afstandsbediening (beslagnummer 33.3.5.5);
gelast de
teruggave aan de verdachtevan:
  • de audio-jammers (beslagnummers 33.1.5.1-A t/m 33.1.5.1-C)
  • de spy-phone protectors (beslagnummers 33.1.5.1-D en 33.1.5.1-E);
gelast de
teruggave aan het kabinet van de Gouverneurvan:
- het diplomatiek paspoort met nummer [nummer].
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. I.H. Lips en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op 11 maart 2016, in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Proces-verbaal Vermoeden valsheid in geschrift en witwassen contra [verdachte] en medeverdachte 2 en ambtelijke corruptie contra [verdachte] (relaas) d.d. 11 februari 2015, p. 14 t/m 17 en de daarin genoemde bijlagen
2.Bijlage 148
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige].bij de rechter-commissaris, antwoord op vraag 8
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige].bij de rechter-commissaris, antwoord op vraag 16
5.Bijlage 148
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] bij de rechter-commissaris, antwoord op vraag 24
7.Pleidooi, bijlage 17
8.Bijlage bij het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] bij de rechter-commissaris
9.De door het Gerecht in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen. Bij onderstaande bewijsmiddelen wordt, tenzij anders vermeld, verwezen naar het einddossier (zaaksdossier) in Onderzoek Babel d.d. 11 februari 2015
10.Geschrift, te weten een Verklaring van Parlamento di KÓRSOU, bijlage 142
11.Proces-verbaal Vermoeden valsheid in geschrift en witwassen contra [verdachte] en [medeverdachte 2] en ambtelijke corruptie contra [verdachte] (relaas) d.d. 11 februari 2015, p. 18 onder 6.1
12.Proces-verbaal Vermoeden valsheid in geschrift en witwassen contra [verdachte] en [medeverdachte 2] en ambtelijke corruptie contra [verdachte] (relaas) d.d. 11 februari 2015, p. 24 onder 6.2; Geschrift, te weten Uittreksel uit het Handelsregister betreffende [vennootschap], bijlage 7
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 20 mei 2014, getuigendossier, p. 50 3e en 6e alinea, p. 51 2e alinea
14.Proces-verbaal van (aanvullend) getuigenverhoor van [getuige] d.d. 20 mei 2014, getuigendossier, p. 121 antwoord op de 2e vraag
15.Proces-verbaal van doorzoeking en inbeslagname d.d. 10 november 2011, bijlage 79, p. 276 voor zover het de datum van de doorzoeking en inbeslagname betreft, p. 280 onder nummer 55, p. 283 een na laatste alinea; Proces-verbaal van ontvangst en bevindingen internationaal rechtshulpverzoek Italië d.d. 14 januari 2014, bijlage 86, p. 392 eerste alinea
16.Proces-verbaal Vermoeden valsheid in geschrift en witwassen contra [verdachte] en [medeverdachte 2]. en ambtelijke corruptie contra [verdachte] (relaas) d.d. 11 februari 2015, p. 10 4e alinea
17.Geschrift, te weten Afdruk van Invoice 91210 d.d. 4 mei 2010, bijlage 2, p. 4
18.Geschrift, te weten Afdruk van Invoice 91213 d.d. 7 juni 2010, bijlage 3, p. 6
19.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 23 mei 2014, getuigendossier, p. 13 laatste zin, 14 1e - 3e alinea, 15 antwoord op de 2e vraag; Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] bij de rechter-commissaris d.d. 29 juli 2015, RC-map, p. 4 een na laatste en laatste alinea, p. 5 1e alinea
20.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 23 mei 2014, getuigendossier, p. 27 antwoord op de 1e vraag tweede alinea de laatste twee zinnen en laatste alinea van het antwoord op de eerste vraag
21.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] bij de rechter-commissaris d.d. 31 juli 2015, RC-map, antwoord op vraag 13
22.Proces-verbaal geen omzet [bedrijf] in Quickbooks 2010 [vennootschap] d.d. 20 augustus 2014, bijlage 85, p. 386-387
23.Geschrift, te weten Uittreksel uit het Handelsregister betreffende [vennootschap], bijlage 7; Proces-verbaal Vermoeden valsheid in geschrift en witwassen contra [verdachte] en [medeverdachte] Den ambtelijke corruptie contra [verdachte] (relaas) d.d. 11 februari 2015, p. 78 paragraaf 9.2.3 en 9.2.3.1
24.Proces-verbaal van (aanvullend) getuigenverhoor van [getuige]. d.d. 20 mei 2014, getuigendossier, p. 121 antwoord op de 1e vraag
25.Proces-verbaal van getuigenverhoor van [getuige] van het gerechtshof te Rome d.d. 18 november 2015 met de bijbehorende vertaling, los stuk; proces-verbaal van zitting opgemaakt op basis van geluidsopnamen van de zitting van het gerechtshof te Rome d.d. 18 november 2015 (60 pagina’s) en de bijbehorende vertaling, los stuk, p. 39 halverwege, p. 45 bovenaan
26.Proces-verbaal van getuigenverhoor van [getuige] van het gerechtshof te Rome d.d. 18 november 2015 met de bijbehorende vertaling, los stuk; proces-verbaal van zitting opgemaakt op basis van geluidsopnamen van de zitting van het gerechtshof te Rome d.d. 18 november 2015 (60 pagina’s) en de bijbehorende vertaling, los stuk, p. 8 halverwege
27.Proces-verbaal van (aanvullend) getuigenverhoor van [getuige] d.d. 22 mei 2014, getuigendossier, p. 144 antwoord op de laatste vraag, p. 146 antwoord op de 4e en 5e vraag
28.Proces-verbaal van huiszoeking (adres) d.d. 13 december 2013 met bijlagen, beslagdossier, p. 59 [verdachte]6.2.G.2.7
29.Proces-verbaal van huiszoeking (adres) d.d. 11 december 2013 met bijlagen, beslagdossier, p. 28 Bank 33.7.1.1
30.Proces-verbaal van onderzoek en bevindingen d.d. 14 juli 2014, Bijlage 81, p. 303 [persoon]v., met name p. 311 en 312
31.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 juni 2014, bijlage 80 met bijlagen, p. 288 onderaan, p. 289 achter het eerste liggend streepje; Geschrift, te weten Afdruk van het digitale bestand Invoice Ital-01.xlsx, bijlage 59, p. 194; Proces-verbaal Vermoeden valsheid in geschrift en witwassen contra [verdachte en medeverdachte 2] en ambtelijke corruptie contra [verdachte] (relaas) d.d. 11 februari 2015, p. 40 paragraaf 8.2.1.1
32.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 juni 2014, bijlage 80 met bijlagen, p. 287 onderaan (voorgaande versie 1), p. 288 (tot voorgaande versie 2); Geschrift, te weten Afdruk van het digitale bestand Invoice [bedrijf], bijlage 55, p. 174; Proces-verbaal Vermoeden valsheid in geschrift en witwassen contra [verdachte en [medeverdachte 2] en ambtelijke corruptie contra [verdachte (relaas) d.d. 11 februari 2015, p. 42 paragraaf 8.3.1
33.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 juni 2014, bijlage 80 met bijlagen, p. 287 onder item Bank.33.7.1.1; Geschrift, te weten Afdruk van de e-mail d.d. 3 mei 2010 met als onderwerp FW:PTM, bijlage 54; Geschrift, te weten Afdruk van het bij de e-mail d.d. 3 mei 2010 behorende attachment, bijlage 57
34.Proces-verbaal van onderzoek en bevindingen d.d. 14 juli 2015, Bijlage 81, p. 303 [persoon]v., met name p. 311 en 312
35.Proces-verbaal Vermoeden valsheid in geschrift en witwassen contra [verdachte] en [medeverdachte 2] en ambtelijke corruptie contra [verdachte] (relaas) d.d. 11 februari 2015, p. 44-45 (paragraaf 8.4.1.1); Geschrift, te weten Afdruk van het bij de e-mail d.d. 3 mei 2010 behorende attachment, bijlage 57
36.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juni 2014, bijlage 96, p. 576 onder het midden met bijbehorende bijlage 1, p. 577 en bijlage 2, p. 578; Proces-verbaal Vermoeden valsheid in geschrift en witwassen contra [verdachte] en [medeverdachte 2] en ambtelijke corruptie contra [verdachte] (relaas) d.d. 11 februari 2015, p. 76 paragraaf 9.2
37.Proces-verbaal Vermoeden valsheid in geschrift en witwassen contra [verdachte] en [medeverdachte 2] en ambtelijke corruptie contra [verdachte] (relaas) d.d. 11 februari 2015, p. 41 paragraaf 8.2.2 1e alinea
38.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 juni 2014, bijlage 80 met bijlagen, p. 286 [persoon]v.
39.Proces-verbaal van onderzoek en bevindingen d.d.14 juli 2014, bijlage 81, p. 304 laatste alinea en de bijbehorende bijlage 3, p. 336-337
40.Geschrift, te weten Inventarislijst, bijlage 58, p. 190; Proces-verbaal Vermoeden valsheid in geschrift en witwassen contra [verdachte] en [verdachte 2] en ambtelijke corruptie contra [verdachte] (relaas) d.d. 11 februari 2015, p. 62 2e alinea 1e zin “zijnde (…) D.”
41.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 juni 2014, bijlage 80 met bijlagen, p. 286 [persoon]v.; Geschrift, te weten Afdruk van het van internet gedownloade basisdocument, bijlage 53
42.Vgl. HR 02-12-2014, ECLI:NL:HR:2014:3474
43.Geschrift, te weten een print van de storting door [bedrijf], bijlage 11; Proces-verbaal van bevindingen ontvangst documenten U.S. Department of Justice d.d. 8 mei 2014, bijlage 91; Geschrift, te weten een print van het mutatieoverzicht van account [account] ten name van [medeverdachte2], bijlage 13
44.Proces-verbaal Onderzoek in digitaal beslag (adres), [vennootschap], document met een bericht van de Banca Popolare di Milano over mislukken overboeking USD [USD] d.d. 17 februari 2014, bijlage 10, p. 34-40; Proces-verbaal Vermoeden valsheid in geschrift en witwassen contra [verdachte] en [medeverdachte 2]. en ambtelijke corruptie contra [verdachte] (relaas) d.d. 11 februari 2015, p. 52 1e alinea laatste zin (vrije vertaling)
45.Geschrift, te weten een print van de storting door [bedrijf], bijlage 11
46.Proces-verbaal van bevindingen ontvangst documenten U.S. Department of Justice d.d. 8 mei 2014, bijlage 91; Geschrift, te weten een print van het mutatieoverzicht van account 9114349814 ten name van [medeverdachte 2]., bijlage 14
47.vgl. Proces-verbaal Vermoeden valsheid in geschrift en witwassen contra [verdachte] en [medeverdachte 2] en ambtelijke corruptie contra [verdachte] (relaas) d.d. 11 februari 2015, p. 82 laatste zin
48.Geschrift, te weten mutatieoverzicht van Citibank account 9114349814 [medeverdachte 2]. periode 6 mei tot en met 6 juni 2010, bijlage 13; Geschrift, te weten document met betrekking tot het overmaken van het bedrag van USD [USD], bijlage 15, p. 50; Geschrift, te weten een bankafschrift van UBS AG van account [nummer] ten name van [vennootschap 2]. d.d. 1 juni 2010, bijlage 70, p. 247; Geschrift, te weten een swift inbound MSG (ICG), bijlage 71, p. 249; Proces-verbaal Vermoeden valsheid in geschrift en witwassen contra [verdachte] en [medeverdachte 2] en ambtelijke corruptie contra [verdachte] (relaas) d.d. 11 februari 2015, p. 60 5e alinea na bijlage 71
49.Geschrift, te weten mutatieoverzicht van Citibank account 9114349814 t.n.v. [medeverdachte 2] periode 7 juni tot en met 5 juli 2010, bijlage 14, p. 48; Geschrift, te weten een bankafschrift van UBS AG van account [nummer] ten name van [vennootschap 2]. d.d. 1 juli 2010, bijlage 72, p. 251; Geschrift, te weten een swift inbound MSG (ICG), bijlage 73, p. 253; Proces-verbaal Vermoeden valsheid in geschrift en witwassen contra [verdachte] en [medeverdachte 2] en ambtelijke corruptie contra [verdachte] (relaas) d.d. 11 februari 2015, p. 60 onder het midden na bijlage 73
50.Proces-verbaal Onderzoek in beslag (adres) naar mailwisselingen tussen verdachte [verdachte] en medewerkers van de bank UBS AG te Zwitserland d.d. 17 februari 2014, bijlage 94, p. 448-529; Geschrift, te weten een formulier ‘Verification of the beneficial owner’s identity’ van UBS, bijlage 69, p. 245
51.Proces-verbaal Vermoeden valsheid in geschrift en witwassen contra [verdachte] en [medeverdachte 2] en ambtelijke corruptie contra [verdachte] (relaas) d.d. 11 februari 2015, p. 60 1e zin
52.Proces-verbaal Vermoeden valsheid in geschrift en witwassen contra [verdachte] en [medeverdachte 2] en ambtelijke corruptie contra [verdachte] (relaas) d.d. 11 februari 2015, p. 62 een na laatste alinea
53.Geschrift, te weten een Transaction Receipt met betrekking tot de aankoop van drie cheques, bijlage 17; Proces-verbaal Vermoeden valsheid in geschrift en witwassen contra [verdachte] en [medeverdachte 2] en ambtelijke corruptie contra [verdachte] (relaas) d.d. 11 februari 2015, p. 63 na bijlage 17 onder toelichting
54.Geschrift, te weten mutatieoverzicht van Citibank account [nummer] [medeverdachte 2]. periode 7 juni tot en met 5 juli 2010, bijlage 14; Geschrift, te weten een Transaction Receipt van de Citibank, bijlage 17
55.Geschrift, te weten een Official Check van Citibank met nummer 170180300, bijlage 18; Geschrift, te weten een Official Check van Citibank met nummer 170180301, bijlage 19; Proces-verbaal Vermoeden valsheid in geschrift en witwassen contra [verdachte] en [medeverdachte 2] en ambtelijke corruptie contra [verdachte] (relaas) d.d. 11 februari 2015, p. 64 na bijlage 19 rekeningnummer 89707108
56.Geschrift, te weten een Official Check van Citibank met nummer 170180302, bijlage 20
57.Geschrift, te weten een Transaction Receipt met betrekking tot de aankoop van een cheque, bijlage 34
58.Geschrift, te weten mutatieoverzicht van Citibank account 9114349814 t.n.v. [medeverdachte 2] periode 7 juni tot en met 5 juli 2010, bijlage 14
59.Geschrift, te weten een Official Check van Citibank met nummer 170180356, bijlage 35
60.Geschrift, te weten een Foreign Currency Deposit van MCB met nummer 1008108, bijlage 23, p. 66; Geschrift, te weten een kopie uit de administratie van MCB van de cheque van de Citibank met nummer 170180300, bijlage 24, p. 68; Geschrift, te weten een Foreign Currency Deposit van MCB met nummer 667636, bijlage 25, p. 70; Geschrift, te weten een kopie uit de administratie van MCB van de cheque van de Citibank met nummer 170180301, bijlage 26, p. 72
61.Geschrift, te weten een Print van de mutatieregels 166 en 184 van de CD-rom mutatieoverzichten van de MCB bankrekening met nummer 89707108, bijlage 27, p. 74; Proces-verbaal Vermoeden valsheid in geschrift en witwassen contra [verdachte] en [medeverdachte 2]. en ambtelijke corruptie contra [verdachte] (relaas) d.d. 11 februari 2015, p. 65 paragraaf 8.19.3; Proces-verbaal Vermoeden valsheid in geschrift en witwassen contra [verdachte] en [medeverdachte 2] en ambtelijke corruptie contra [verdachte] (relaas) d.d. 11 februari 2015, p. 65 paragraaf 8.20 1e regel
62.Proces-verbaal Quickbooks administratie [VENNOOTSCHAP] 2010 - cheques [venootschap] komen binnen het bedrijf [VENNOOTSCHAP] ten gunste van verdachte [medeverdachte 2]. d.d. 14 augustus 2014, bijlage 84, p. 355-358 met de bijbehorende bijlagen
63.Geschrift, te weten de voorzijde van een Official Check nummer 170180302 en een Official Check nummer 170180356, bijlage 38; Geschrift, te weten de achterzijde van een Official Check nummer 170180302 en een Official Check nummer 170180356, bijlage 39; Proces-verbaal Vermoeden valsheid in geschrift en witwassen contra [verdachte] en [medeverdachte 2]. en ambtelijke corruptie contra [verdachte] (relaas) d.d. 11 februari 2015, p. 86 paragraaf 9.8.2 onder 1 voor zover inhoudende dat de bijlagen de voorzijde en achterzijde van de cheques betreffen
64.Geschrift, te weten een kasdocument van Orco Bank N.V., bijlage 40; Geschrift, te weten een bankafschrift van rekening 107367 van de Stichting Fundashon [verdachte], bijlage 61, p. 198
65.Geschrift, te weten een Beneficial Owner Declaration, bijlage 37
66.Geschrift, te weten een bankafschrift van rekening 107367 van de Stichting Fundashon [ naam verdachte], bijlage 61, p. 198-199
67.Geschrift, te weten Orco Bank cheque nummer 000001, bijlage 43; Geschrift, te weten Orco Bank cheque nummer [nummer], bijlage 44; Geschrift, te weten een bankafschrift van account 18593301 bij MCB op naam van [verdachte], bijlage 45
68.vgl. HR 21 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1090; HR 7 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:11; HR 17 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2001
69.Geschrift, te weten een Verklaring van Parlamento di KÓRSOU, bijlage 142
70.Proces-verbaal stand van zaken onderzoek “Babel” 19 mei 2014, bijlage 51, p. 145 eerste alinea
71.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige]. d.d. 20 mei 2014, getuigendossier, p. 50 1e en 3e alinea
72.Proces-verbaal van derde verhoor verdachte [verdachte] d.d. 20 mei 2014, verdachtendossier, p. 45 antwoord op de eerste twee vragen
73.Geschrift, te weten Curriculum Vitae [persoon]., bijlage bij bijlage 120, p. 635 laatste alinea
74.Proces-verbaal van bevindingen e-mailverkeer [verdachte] –[medeverdachte 1]., 4 en 5 april 2007 d.d. 31 januari 2015, bijlage 144; Proces-verbaal van derde verhoor verdachte [verdachte] d.d. 20 mei 2014, verdachtendossier, p. 38 voor zover inhoudende de verklaring van de verdachte dat hij in het verleden gebruik maakte van het e-mailadres (e-mailadres)
75.Zie hiervoor onder 4.1
76.Proces-verbaal van bevindingen Aantreffen overeenkomst tot voornemen oprichting MFK d.d. 2 december 2014, bijlage 78 en de bijbehorende vertaling, Tweede aanvulling procesdossier Babel, bijlage C, 1e en 3e opsommingsbolletje, met bijlage
77.Proces-verbaal van bevindingen Aantreffen digitaal beslag (adres) - Promissory note [verdachte] – [medeverdachte1]. d.d. 9 maart 2014, bijlage 5 en de bijbehorende vertaling, Tweede aanvulling procesdossier Babel, bijlage C, 2e opsommingsbolletje, met bijlage
78.Proces-verbaal Aantreffen documenten als bijlagen bij een e-mail van [medeverdachte 1]. aan verdachte [verdachte]. De documenten betreffen een zogenaamde "promissory note" en een overeenkomst tot het voornemen voor de oprichting van de politieke partij [politieke partije] d.d. 20 januari 2015, bijlage 93
79.Proces-verbaal Aantreffen e-mail van [medeverdachte 1] aan [verdachte] 19 juli 2010 in de Spaanse taal d.d. 21 januari 2015, bijlage 117
80.Proces-verbaal van derde verhoor verdachte [verdachte] d.d. 20 mei 2014, verdachtendossier, p. 45 antwoord op de 7e vraag
81.Proces-verbaal van derde verhoor verdachte [verdachte] d.d. 20 mei 2014, verdachtendossier, p. 46 laatste zin van het antwoord op de 3e vraag en antwoord op de laatste vraag
82.Proces-verbaal E-mail [medeverdachte 1]. aan verdachte [verdachte] omtrent een reactie op een beoogd kandidaat d.d. 21 januari 2015, bijlage 89 en de bijbehorende vertaling, Tweede aanvulling procesdossier Babel, bijlage C, 4e opsommingsbolletje, met bijlage
83.Proces-verbaal van derde verhoor verdachte [verdachte]d.d. 20 mei 2014, verdachtendossier, p. 38 halverwege
84.Proces-verbaal Vermoeden valsheid in geschrift en witwassen contra [verdachte] en [medeverdachte2]. en ambtelijke corruptie contra [verdachte] (relaas) d.d. 11 februari 2015, p. 18 onder 6.1
85.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 oktober 2014, bijlage 95 en de daarbij gevoegde bijlagen 1 en 2g en de bijbehorende vertalingen, Tweede aanvulling procesdossier Babel, bijlage C, 5e en 7e opsommingsbolletje, met bijlagen
86.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 oktober 2014, bijlage 95 en de daarbij gevoegde bijlagen 4d, 4e, 4i
87.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 oktober 2014, bijlage 95 en de daarbij gevoegde bijlagen 4, 4a, 5 en de bijbehorende vertaling van bijlage 5, Tweede aanvulling procesdossier Babel, bijlage C, 9e opsommingsbolletje, met bijlage
88.Proces-verbaal van bevindingen Aantreffen e-mailverkeer [verdachte] – [medeverdachte 1] d.d. 8 oktober 2014, bijlage 95, p. 533 2e alinea met de bijlagen 7 tot en met 7b en de bijbehorende vertalingen, Tweede aanvulling procesdossier Babel, bijlage C, 10e opsommingsbolletje, met bijlagen, waarbij de rechter opmerkt dat de in bijlage 7 op p. 571 vermelde Italiaanse tekst “alla proposta di conferire al cittadino italiano [medeverdachte 2] un incarico istituzionale” kennelijk abusievelijk naar het Engels is vertaald als “the proposal to give the coral a Italian citizen francis institutional function”. De rechter leest de vertaling naar het Nederlands derhalve verbeterd als “het voorstel om de Italiaanse staatsburger [italiaanse staatsburg] een institutionele functie te geven”.
89.Proces-verbaal Onderzoek in digitaal beslag, e-mailverkeer en documenten omtrent de voordracht van B. d.d. 29 april 2014, bijlage 102 met de bijbehorende bijlagen 1, 2, 3 (p. 638), 4 (p. 639), 5, 6, 7
90.Proces-verbaal Vermoeden valsheid in geschrift en witwassen contra [verdachte] en [medeverdachte 2] en ambtelijke corruptie contra [verdachte] (relaas) d.d. 11 februari 2015, p. 12 derde opsommingsbolletje; Proces-verbaal stand van zaken onderzoek “Babel” 19 mei 2014, bijlage 51, p. 146 paragraaf 3.1 laatste opsommingsbolletje; Geschrift, te weten een e-mail van C. aan (e-mailadres) d.d. 18 maart 2011, bijlage 155; Proces-verbaal van derde verhoor verdachte [verdachte] d.d. 20 mei 2014, verdachtendossier, p. 38 voor zover inhoudende de verklaring van de verdachte dat hij in het verleden gebruikt maakte van het e-mailadres (e-mailadres)
91.Proces-verbaal van onderzoek en bevindingen Aantreffen Reference letter visumaanvraag C. d.d. 29 januari 2015, bijlage 105 en de bijbehorende vertaling, Tweede aanvulling procesdossier Babel, bijlage C, laatste opsommingsbolletje, met bijlage
92.Vgl. 22 februari 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA4894; HR 20 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AW3584; HR 27 september 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT8318
93.Vgl. HR 27 september 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT8328
94.De door het Gerecht aangeduide bewijsmiddelen verwijzen naar processen-verbaal die in de wettelijke vorm zijn opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en die ook overigens voldoen aan de daaraan bij wet gestelde eisen. Bij de bewijsmiddelen wordt, tenzij anders vermeld, verwezen naar het einddossier “Mantel”, LrC-[nummer] d.d. 29 juli 2014.
95.Proces-verbaal van bevindingen betreffende het aantreffen van in beslag genomen goederen d.d. 5 mei 2014, p. 017
96.Proces-verbaal van bevindingen betreffende het aantreffen van in beslag genomen goederen d.d. 5 mei 2014, p. 017 2e kolom achter Bank [nummer] voor zover inhoudende “In de kast van de slaapkamer” en de bijbehorende bijlage op p. 19 voor zover inhoudende “Bank [nummer]”; Een geschrift, te weten een brief van Bureau Telecommunicatie en Post ([bedrijf]) met betrekking tot verzoek informatie jammers, met bijlage, d.d. 18 maart 2014, p. 45 onder 2 1e liggen streepje
97.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 februari 2014, p. 025 de laatste twee alinea’s, p. 26 onder Onderzoek goed Bank [nummer]
98.Een geschrift, te weten een brief van Bureau Telecommunicatie en Post ([bedrijf]) met betrekking tot verzoek informatie jammers, met bijlage, d.d. 18 maart 2014, p. 45 onder 1 1e, 2e en 4e liggend streepje, p. 46 onder 3 1e, 2e en 4e liggend streepje
99.Een geschrift, te weten een brief van Bureau Telecommunicatie en Post ([bedrijf]) met betrekking tot beantwoording van aanvullende vragen, met bijlage, p. 51 antwoord op de eerste vraag, 2e en 3e alinea
100.Proces-verbaal van relaas, p. 5 6e en 7e regel, p. 6 3e en 4e regel
101.Proces-verbaal van bevindingen n.a.v. onderzoek digitaal beslag (382) d.d. 3 maart 2015, los stuk (aanvulling d.d. 18 maart 2015), gevoegd in ordner 1 (algemeen dossier), tweede pagina 5e alinea, met als bijlage Geschrift, te weten e-mail van 2013-11-28 van New Order-J. aan [medeverdachte 2], p. 16 onderaan en p. 17
102.Proces-verbaal van bevindingen n.a.v. onderzoek digitaal beslag (382) d.d. 3 maart 2015, los stuk (aanvulling d.d. 18 maart 2015), gevoegd in ordner 1 (algemeen dossier), tweede pagina laatste twee alinea’s, derde pagina eerste alinea, met als bijlage Geschrift, te weten E-mail van 2013/12/2 [verdachte] (e-mailadres), p. 20 halverwege
103.Proces-verbaal van bevindingen n.a.v. onderzoek digitaal beslag (382) d.d. 3 maart 2015, los stuk (aanvulling d.d. 18 maart 2015), gevoegd in ordner 1 (algemeen dossier), met als bijlage Geschrift, te weten e-mail December 4, 2013, van (e-mailadres) aan [medeverdachte]<(e-mailadres)> p.18
104.De door het Gerecht aangeduide bewijsmiddelen verwijzen naar processen-verbaal die in de wettelijke vorm zijn opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en die ook overigens voldoen aan de daaraan bij wet gestelde eisen. Bij de bewijsmiddelen wordt, tenzij anders vermeld, verwezen naar einddossier “Mantel” LrC-1305A d.d. 29 juli 2014.
105.Proces-verbaal bevindingen inbeslaggenomen voorwerpen d.d. 15 januari 2014, p.037; Geschrift, te weten een kennisgeving verlies reisdocument nr. [nummer] d.d. 15 april 2013, p. 042 en 043
106.Proces-verbaal bevindingen inbeslaggenomen voorwerpen d.d. 15 januari 2014, p.037; Geschrift, te weten e-mail van [verdachte] aan [persoon] d.d. 17 april 2013, p. 051
107.Proces-verbaal met betrekking tot kluis d.d. 10 december 2013, p. 034
108.Proces-verbaal bevindingen vondst vermiste diplomatiek paspoort d.d. 11 december 2013, p. 020 en 021 met de bijlage op p. 024
109.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 5 februari 2014, p. 059 2e vraag, 059 antwoord op de 8e en 11e vraag
110.Proces-verbaal verhoor getuige [medeverdachte 2] d.d. 22 mei 2014, p. 100 achter functie, p. 101 laatste kolom antwoord op de 2e en laatste vraag, p. 102 antwoord op de 1e vraag
111.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige] d.d. 5 februari 2014, p.061 achter functie, p. 62 2e kolom antwoord op de 1e vraag, p. 63 1e kolom antwoord op de 1e vraag, 2e kolom antwoord op de 2e en laatste vraag, 3e kolom antwoord op de 2e vraag
112.Vgl. HR 1 mei 1984, NJ 1984,755
113.Vgl. HR 17-06-2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578
114.Vgl. Hof Amsterdam 27 februari 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:631; GEA SXM 6 maart 2015, ECLI:NL:OGEAM:2015:3
115.Ex artikel 32 lid 1 sub 3 jo 394 jo 34 lid 1 sub 2 Sr (oud); zie ook GEA SXM 6 maart 2015, ECLI:NL:OGEAM:2015:3