Uitspraak
1.PROCESVERLOOP
2.FEITEN
3.GESCHIL
4.OVERWEGINGEN
Beroepen niet tijdig beslissen
een recht [2] om ontheffing te krijgen van grondbelasting. Het recht om een ontheffing is van toepassing op het moment dat een gebouw geheel of gedeeltelijk is vernield door een onvoorziene ramp, en/of wanneer een gebouw, en/of afzonderlijk gebruikte delen daarvan, minimaal 6 achtereenvolgende maanden ongebruikt of onverhuurd is gebleven. Bij belanghebbende hebben een of beide gevallen zich voorgedaan waardoor belanghebbende een recht heeft op ontheffing. Tot op heden heeft de Inspecteur geen beslissing genomen op de ontheffingsverzoeken van belanghebbende. Belanghebbende is van mening dat in dit geval beroep openstaat tegen het uitblijven van een ontheffingsverzoeken gebaseerd op artikel 35, 36 en 37 Lgb omdat de wetgever de ontheffing in de wet heeft verankerd als een recht van belastingplichtige. Tevens bepaalt artikel 36, lid 2 dat de Inspecteur verplicht is om uitspraak te doen (zo nodig na belanghebbende te hebben gehoord) op verzoeken conform art. 35 en 37. Derhalve meent belanghebbende dat rechtsbescherming middels bezwaar en beroep aan de belastingplichtige dient toe te komen in het geval de Inspecteur door haar nalaten (het niet doen van uitspraak) een recht ontneemt van de belanghebbende. Ter verdere onderbouwing van haar standpunt verwijst belanghebbende naar een uitspraak van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba van 6 juli 2022. [3] Hierin werd geoordeeld dat het beroep tegen het niet-tijdig beslissen op bezwaar betrekking heeft op belastingen, aangesloten moet worden bij de Algemene Landsverordening Belastingen (ALB) in plaats van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Het Gerecht meent namelijk dat het in het kader van een behoorlijke rechtsbescherming mogelijk moet zijn om hiertegen in beroep te gaan. Belanghebbende verwijst ook naar een beslissing van het Gerecht in de precario-zaak. [4] Ook in die zaak heeft de belastingrechter zich bevoegd geacht. Gelet op de beslissingen van het Gerecht in voornoemde zaken meent belanghebbende dat het niet de bedoeling van de wetgever kan zijn geweest om in een klein onderdeel van de grondbelastingwet onder te brengen bij de (minder deskundige) LAR-rechter terwijl de rest van de wet onder de bevoegdheid van de belastingrechter valt. Artikel 37 en 24, lid 1 sub e Lgb gaan allebei over vernieling door onvoorziene rampen. Je zou dan voor artikel 24 Lgb bij de belastingrechter moeten zijn en voor artikel 37 Lgb bij de LAR-rechter. Dat is volgens belanghebbende niet logisch en kan niet de bedoeling zijn geweest van de wetgever.’
waarde [9] , en dat dit de reden is dat in beginsel alleen tegen het eerste jaar van het vijfjarige tijdvak bezwaar (en beroep) kan worden aangetekend. Dat laat onverlet dat voor de vier volgende jaren van het vijfjarige tijdvak een aanslag dient te worden opgelegd om aldus de belastingverplichting te effectueren.
jegens belastingplichtigenin zijn algemeenheid en belanghebbende in het bijzonder.
met ingang van het belastingjaar volgend op het jaar waarin de wijziging plaatsvond. Met andere woorden: in het jaar waarin de onvoorziene ramp zich voordoet, vindt op grond van artikel 24 LGB nog geen vermindering van de belastbare waarde en de aanslag plaats, maar pas in het daaropvolgende jaar. Deze systematiek geldt in beginsel voor alle gevallen die in artikel 24, lid 1 LGB zijn vermeld. Kennelijk heeft de wetgever het (bij nader inzien) onredelijk gevonden om in het jaar waarin de onvoorziene ramp zich voordoet, geen vermindering van de belastbare waarde van de onroerende zaak en de aanslag te verlenen, en om die reden artikel 37 LGB in het leven geroepen. Krachtens die bepaling wordt voor gehele of gedeeltelijke vernieling van gebouwen door onvoorziene rampen, ook in het jaar waarin de ramp zich voordoet, ontheffing (= vermindering) verleend.
verwoesting’ en 2 ‘wat is vernield’. ‘Vernielen’ is gedefinieerd als ‘1. onbruikbaar maken =
stukmaken, afbreken’ met als voorbeeld ‘
een hek vernielen’, ‘2. Verwoesten’ met als voorbeeld ‘
de stad werd door brand vernield’ en ‘3 verouderd mbt. personen doden’ met als voorbeelden ‘
het zwaard zal hen vernielen; nog wel als bedreiging
ik zou hem kunnen vernielen’.
onverhoeds, plotseling’ met als gegeven voorbeelden ‘
ik geloof dat mijn onvoorziene komst je aan het schrikken heeft gemaakt;
de tijding van de dood kwam zo onverwacht, zo onvoorzien’, ‘2. niet vooruit te berekenen’ met als voorbeeld ‘
onvoorziene uitgaven, omstandigheden’ en ‘3. Op een bepaald ogenblik van iets ontbloot, het niet bij zich hebbend’ met als voorbeeld ‘
van wapens onvoorzien zijn’.
onheil, fataliteit. De vele gegeven voorbeelden doen in dit verband niet ter zake, behoudens het volgende voorbeeld ‘
een chemische, ecologische, economische, financiële, humanitaire, nucleaire ramp’.
Stb.Nummer 14 Verz. nummer 51, dat luidde:
dergelijke onheilen[cursivering Gerecht].’
5.IMMATERIËLE SCHADEVERGOEDING
6.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT
Kosten bezwaar
7.DE BESLISSING
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij: