ECLI:NL:OGEAA:2021:51

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 februari 2021
Publicatiedatum
17 februari 2021
Zaaknummer
AUA202000956
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep inzake teruggaaf invoerrechten voor hotelrenovatie in Aruba

In deze zaak heeft belanghebbende, een hotel in Aruba, een beroep ingesteld tegen de beslissing van de Inspecteur der Invoerrechten en Accijnzen over de teruggaaf van betaalde invoerrechten. De belanghebbende had goederen ingevoerd voor de renovatie van hotelkamers en vorderde een teruggaaf van Afl. 546.038 aan invoerrechten. De Inspecteur had eerder een teruggaaf van Afl. 185.346 toegewezen, maar na bezwaar werd dit bedrag verhoogd tot Afl. 200.606. Belanghebbende stelde dat het verlaagde tarief van 12% op invoerrechten van toepassing was, in plaats van het standaardtarief van 22%, en baseerde zich op een beleidsregel van de minister van Financiën en een individuele toezegging van de minister. De rechtbank oordeelde dat de beleidsregel en de toezegging voldoende basis vormden voor het vertrouwen van de belanghebbende dat het verlaagde tarief van toepassing was. De rechtbank verhoogde de teruggaaf tot Afl. 238.744 en verklaarde het beroep gegrond. De uitspraak werd gedaan op 5 februari 2021 door mr. dr. A.J.H. van Suilen, in aanwezigheid van griffier mr. M.M.M. Faro.

Uitspraak

Uitspraak van 5 februari 2021
BBZ nr. AUA202000956
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], gevestigd te Aruba,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER INVOERRECHTEN EN ACCIJNZEN, zetelend te Aruba,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Belanghebbende heeft aangifte ten invoer gedaan. Ter zake van de invoer is een bedrag aan invoerrechten betaald.
1.2
Belanghebbende heeft teruggaaf van betaalde invoerrechten gevorderd ten bedrage van Afl. 546.038.
1.3
Bij beschikking van 16 januari 2018 heeft de Inspecteur de vordering tot teruggaaf toegewezen voor een bedrag van Afl. 185.346.
1.4
Belanghebbende heeft op 14 februari 2018 daartegen bezwaar gemaakt.
1.5
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 27 februari 2020 de teruggaaf verhoogd tot Afl. 200.606.
1.6
Belanghebbende heeft op 25 maart 2020 tegen de uitspraak van de Inspecteur beroep ingesteld bij het Gerecht. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van Afl 150.
1.7
De Inspecteur heeft op 14 juli 2020 een verweerschrift ingediend.
1.8
De zitting heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2020 te Oranjestad. Namens belanghebbende is verschenen [A]. Namens de Inspecteur is verschenen [B]. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en ingebracht.
1.9
Op verzoek van het Gerecht heeft de Inspecteur op 26 oktober 2020 nadere informatie verstrekt.
1.1
Belanghebbende heeft op 8 november 2020 daarop gereageerd.
1.11
Op verzoek van het Gerecht heeft de Inspecteur op 20 november 2020 gereageerd.
1.12
Op verzoek van het Gerecht heeft belanghebbende op 6 december 2020 gereageerd.
1.13
Het Gerecht heeft het onderzoek gesloten.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende exploiteert een hotel in Aruba. Zij heeft investeringen verricht ter renovatie van de hotelkamers. De daarvoor benodigde goederen zijn vanaf juni 2016 ingevoerd.
2.2
De minister van Financiën heeft op 28 juni 2013 een begunstigende beleidsregel uitgevaardigd waarin onder meer het volgende is bepaald:
“AANKONDIGING BEGUNSTIGEND BELEID
7. Verlaging van invoerrechten op "furnitures" en 'fittings" van 22% naar 12% bij een minimale investering van USD 10.000,- per kamer
Indien een hotel overgaat tot het inrichten of vernieuwen van de inrichting van haar kamers, zullen de invoerrechten voor de benodigde “furniture en fittings” worden verlaagd van 22% naar 12% indien het hotelbedrijf, logement of timesharevereniging kan aantonen dat de minimale besteding per kamer USD 10.000,- is. (…)
Onder “furniture en fittings" dient te worden verstaan: meubilair, apparatuur, sanitair, matrassen. In de investering is de inrichting van het hele hotel begrepen zoals ook het restaurant en dergelijke. (…)”
2.3
Deze beleidsregel is van toepassing voor goederen die vanaf 19 november 2013 zijn ingevoerd (GHvJ 20 januari 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:18).
2.4
Voorafgaand aan de renovatie van het hotel heeft belanghebbende aan de minister van Financiën zekerheid verzocht over de toepassing van het verlaagde tarief invoerrechten. Belanghebbende heeft in een e-mailbericht van 5 februari 2015 onder meer het volgende aan een medewerker van de minister geschreven:
“Ik heb (…) begrepen dat bij jullie recente bijeenkomst met de Minister (27 januari jl.) ook de toepassing van het verlaagde tarief voor invoerrechten onder het begunstigende fiscaal beleid is besproken. Deze toepassing zou via een comfort letter door de Minister worden bevestigd. Teneinde deze te kunnen opstellen had jij verzocht om toezending van een overzicht van in te voeren goederen. Deze doe ik jou hierbij toekomen. Het overzicht is opgesteld door aannemer [X].”
2.5
Als bijlage bij het e-mailbericht is het volgende overzicht van goederen gevoegd:
Element
Categories
Construction Costs
USD
1. General/Acces/Fire Safety
Door hardware (…)
136
(…)
(…)
(…)
13. Guestrooms
Heardboard, millwork (…)
2.634.000
Subtotal construction
5.790.000
Total construction incl. contingency 10%
6.369.000
Furniture, fixtures and equipment (FF&E)
14. Public areas
Desks, seating
95
15. Food and beverage facilities
Refresh bar, café, restaurant
52
16. Meeting spaces
Carpet, soft seating, chairs, boardroom
175
17. Pool areas
Pool chaise lounges
18. Recreational area
New FF&E to employee room
15
19. Circulation area
Carpet, window treatment, soft seating, artwork
145
20. Guestrooms
Beds, desks, window treatment, alarm clock etc.
1.450.000
21. Signage exterior
Monument signage
22. Equipment
Fridge to guestrooms, etc.
130
23. Systems
TV’s to guestrooms, etc.
410
24. Inventaries
Guestrooms
60
Subtotal FF&E
2.532.000
Total FF&E incl. contingency 10%
2.785.200
Total estimate material costs for import duties
9.154.200
2.6
Bij brief van 5 maart 2015 heeft de Minister in reactie het volgende aan belanghebbende geschreven:
“As explained, [X] is planning on acquiring the (…) hotel in Aruba. After the acquisition of aforementioned hotel, [X] is expected to carry out renovations for an amount of USD 30-40 million. The government is working on the implementation of lower import duties on furniture and fittings for hotels in renovation process.
A list of the furniture and fittings was sent to us in case [X] acquires. Please refer to the provided list; Furniture, Fixtures and Equipment # 14 to 24 are eligible for the reduced import duties.”
2.7
De minister van Financiën heeft op 3 december 2015 nadere invulling gegeven aan zijn begunstigend beleid van 28 juni 2013, voor zover het betreft de verlaging van het tarief van invoerrechten bij invoer voor ‘furnitures en fittings’. Hierin is onder meer het volgende vermeld:
“Om in aanmerking te komen voor het verlaagde tarief van 12% bij de invoer van ‘furnitures en fittings’, dient aan de volgende voorwaarden te worden voldaan:
De belanghebbende drijft een hotelbedrijf, een logement of een timesharevereniging.
Voor een verlaging van de invoerrechten komen uitsluitend meubilair, apparatuur, sanitair en matrassen in aanmerking voor zover deze aan een invoerrecht van 22% zijn onderworpen.
Onder meubilair, apparatuur, sanitair en matrassen dient te worden verstaan hetgeen hieronder op grond van het algemeen spraakgebruik wordt begrepen. Dit betekent dat voor onder andere stoffering, zoals gordijnen en vloerbedekking, tegels, serviesgoed, verf en fancyartikelen geen verlaagd invoerrechtentarief kan worden verkregen. Onder apparatuur zullen naast koelkasten, tv’s, magnetrons en dergelijke, eveneens verlichtingsarmaturen worden begrepen.
(…)”
2.8
Ter zake van de invoer van de FF&E-goederen zoals vermeld in voornoemde bijlage in 2.5 (punt 14 t/m 24) heeft belanghebbende teruggaaf van betaalde invoerrechten gevorderd.
2.9
De Inspecteur heeft de vordering tot teruggaaf toegewezen voor een bedrag van Afl. 200.606.

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

3.1
In geschil is of ter zake van de ingevoerde FF&E-goederen het tarief van 22% dan wel 12% van toepassing is.
3.2
Belanghebbende betoogt dat ter zake van de investering in de FF&E-goederen zoals vermeld in voornoemde bijlage in 2.5 (punt 14 t/m 24), op grond van gewekt vertrouwen het tarief van invoerrechten verlaagd moet worden van 22% naar 12%, en dat mitsdien een (aanvullende) teruggaaf van betaalde invoerrechten moet worden verleend van Afl. 345.431.
3.3
De Inspecteur concludeert na een herberekening tot een verhoging van de (aanvullende) teruggaaf tot Afl. 238.744.

4.BEOORDELING VAN HET BEROEP

4.1
Vooropgesteld wordt dat de mogelijkheid van bezwaar en beroep openstaat tegen een beslissing van de Inspecteur op een vordering tot teruggaaf van invoerrechten (vgl. GEA Aruba 19 februari 2016, ECLI:NL:OGEAA:2016:139; GEA Aruba 12 februari 2020, ECLI:NL:OGEAA:2020:43).
4.2
Belanghebbende heeft het standpunt ingenomen dat het verlaagde tarief van 12% van toepassing is. Belanghebbende heeft zich in dat verband erop beroepen dat zij aan de gepubliceerde beleidsregel van 28 juni 2013 (zie 2.2) in samenhang met de individuele uitlating van de minister van 5 maart 2015 (zie 2.6) het in rechte te honoreren vertrouwen heeft mogen ontlenen dat het verlaagde tarief van 12% van toepassing is.
Algemeen beleid
4.3
Tussen partijen is terecht niet in geschil dat de beleidsregel van 28 juni 2013 door de minister binnen zijn bestuursbevoegdheid is vastgesteld, dat deze behoorlijk is bekendgemaakt, en dat deze op grond van het vertrouwensbeginsel de Inspecteur bindt (vgl. HR 13 maart 1996, ECLI:NL:HR:1996:AA1822).
4.4
Wat betreft de uitleg van deze beleidsregel heeft het Hof overwogen dat de begrippen “meubilair, apparatuur, sanitair en matrassen” naar het normale spraakgebruik moeten worden uitgelegd. In het normale spraakgebruik behoren naar het oordeel van het Hof tapijten, vloerbedekking tegels, behang, tafelkleden, schilderijen en andere wandversieringen, kussens en ander comforters en gordijnen niet tot het meubilair (en zeker niet tot de andere begrippen) (vgl. GHvJ 20 januari 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:18, r.o. 5.3).
4.5
De Inspecteur heeft overeenkomstig voornoemde uitleg de teruggaaf van invoerrechten verleend.
Individuele toezegging
4.6
Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel met betrekking tot een individuele toezegging is vereist dat de belastingplichtige aannemelijk maakt dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en zo ja, hoe de inspecteur in een concreet geval zijn bevoegdheden zou uitoefenen (vgl. HR 19 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1069).
4.7
De voor de douaneheffing verantwoordelijke minister heeft in zijn brief van 5 maart 2015 aan belanghebbende een uitlating gedaan na kennisneming van belanghebbendes verzoek van 5 februari 2015. Naar het oordeel van het Gerecht heeft belanghebbende in dat verzoek, weliswaar summier omschreven, alle relevante gegevens juist vermeld. Dit brengt mee dat de uitlating van de minister in zijn brief van 5 maart 2015 als een de Inspecteur bindende toezegging kan worden aangemerkt. Bovendien is die toezegging van de minister niet zo duidelijk in strijd met een juiste wetstoepassing dat belanghebbende redelijkerwijs niet op nakoming mocht rekenen (vgl. HR 1 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ3351). Het betreft immers geen uitleg van een wettelijke regeling maar van een door de verantwoordelijke minister zelf uitgevaardigde beleidsregel. Belanghebbendes beroep op het vertrouwensbeginsel kan derhalve slagen.
4.8
De Inspecteur dient het bij belanghebbende gewekte vertrouwen te honoreren tot het tijdstip waarop de verantwoordelijke minister of de Inspecteur aan belanghebbende kenbaar heeft gemaakt dat hij zijn standpunt heeft gewijzigd (vgl. HR 13 november 2009, ECLI:NL:HR:2009:BK3086). Anders dan de Inspecteur voorstaat, heeft de minister met het uitvaardigen van de beleidsregel van 3 december 2015 niet het bij belanghebbende gewekte vertrouwen beëindigd. Redengevend daarvoor is dat het een algemene beleidsregel betreft die niet aan belanghebbende zelf is gericht. Bovendien betreft deze beleidsregel slechts een nadere invulling van de eerdere beleidsregel van 28 juni 2013 waarop de individuele toezegging van de minister nu juist was gebaseerd. Van een wijziging van standpunt is daarom geen sprake.
Cijfermatig
4.9
Gelet op het vorenstaande dient op de ingevoerde goederen zoals vermeld in voornoemde bijlage in 2.5 (punt 14 t/m 24) het verlaagde tarief van 12% te worden toegepast.
4.1
De Inspecteur heeft in het nadere stuk van 26 oktober 2020 aangegeven dat dit een teruggaaf meebrengt Afl. 238.744.
4.11
Anders dan belanghebbende voorstaat, behoren spiegels niet tot de in de beleidsregel genoemde begrippen ‘meubilair, apparatuur, sanitair, matrassen’. Ook zijn spiegels niet genoemd in de bijlage bij het e-mailbericht van 5 februari 2015, zodat de toezegging omtrent het verlaagde tarief daarop geen betrekking kan hebben.
4.12
Verder is ook de teruggaaf ter zake van matrassen terecht geweigerd, nu deze matrassen door een andere importeur zijn ingevoerd.
4.13
Ook overigens is niet gebleken dat belanghebbende op basis van de individuele toezegging recht heeft op een hogere teruggaaf dan Afl. 238.744, zodat het Gerecht daarvan uitgaat.

5.PROCESKOSTEN

Proceskosten bezwaar

5.1
In artikel 2 van de Algemene landsverordening belastingen (ALB) is een limitatieve opsomming gegeven van belastingheffingen waarop de ALB van toepassing is. De heffing van invoerrechten is niet genoemd. Dit betekent dat in onderhavige procedure over de heffing van invoerrechten de ALB niet van toepassing is. Het Gerecht kan derhalve geen gebruik maken van de op artikel 22a ALB gebaseerde mogelijkheid om de kosten van het bezwaar te vergoeden (vgl. GEA Aruba 12 februari 2020, ECLI:NL:OGEAA:2020:40).
Proceskosten beroep
5.2
De Landsverordening beroep in belastingzaken (LBB) is van toepassing op beroepsprocedures in belastinggeschillen, waaronder geschillen over invoerrechten (vgl. GEA Curaçao 29 juli 2016, ECLI:NL:OGEAC:2016:155). Dit brengt mee dat in onderhavige procedure het Gerecht gebruik kan maken van de op artikel 15 LBB gebaseerde mogelijkheid om de kosten van het beroep te vergoeden (vgl. GEA Aruba 12 februari 2020, ECLI:NL:OGEAA:2020:40).
5.3
Ingevolge artikel 15, lid 1 LBB worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De regels over de (hoogte van de) vergoeding zijn neergelegd in het Landsbesluit proceskostenvergoeding in belastingzaken.
5.4
In artikel 1 van dit Landsbesluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op Afl. 1.400 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt Afl. 700, wegingsfactor 1).
Griffierecht
5.5
Verder dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 4, LBB, het betaalde griffierecht van Afl. 150 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- verhoogt de teruggaaf tot een bedrag van Afl. 238.744;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van Afl. 1.400; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van Afl. 150 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en is uitgesproken op 5 februari 2021, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.M.M. Faro.
De griffier, De rechter,
De griffie is buiten staat de uitspraak
te ondertekenen
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieAUA@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: Afl. 75
- personenvennootschappen en rechtspersonen: Afl. 300