ECLI:NL:OGEAC:2016:155

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
29 juli 2016
Publicatiedatum
13 februari 2017
Zaaknummer
BBZ nr. 69749 van 2014
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking beroepszaak en verzoek om proceskostenvergoeding in belastinggeschil

In deze zaak heeft de belanghebbende, X, op 30 december 2013 een verzoek om vrijstelling van invoerrechten ingediend voor de invoer van persoonlijke goederen. Dit verzoek werd op 29 januari 2014 door de Douane afgewezen. Hiertegen heeft de belanghebbende op 13 maart 2014 bezwaar aangetekend, maar de Inspecteur heeft dit bezwaar op 10 juli 2014 afgewezen. De belanghebbende is vervolgens op 21 augustus 2014 in beroep gegaan tegen deze afwijzing. Na een hoorzitting op 23 april 2015 heeft de Inspecteur op 24 september 2015 zijn standpunten bevestigd, maar de belanghebbende heeft deze brief pas op 6 april 2016 ontvangen. Op 10 februari 2016 heeft de belanghebbende een verzoek ingediend bij het Gerecht wegens het uitblijven van een reactie van de Inspecteur. De zaak werd echter niet door de Lar-rechter behandeld, maar doorgestuurd naar de belastingrechter.

De belanghebbende heeft op 14 april 2016 per e-mail aan het Gerecht laten weten dat de zaak wordt ingetrokken en verzocht om proceskostenvergoeding. Dit verzoek werd echter niet in behandeling genomen, omdat de intrekking van het beroep niet voldeed aan de voorwaarden voor proceskostenvergoeding zoals vastgelegd in de Landsverordening beroep in belastingzaken. De rechter heeft geoordeeld dat de Inspecteur niet aan de belanghebbende tegemoet is gekomen, aangezien de afwijzing van het verzoek om vrijstelling in stand is gebleven. Daarom werd het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 29 juli 2016, en tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof. De procedure voor hoger beroep is vastgelegd in de Landsverordening op het beroep in belastingzaken.

Uitspraak

Uitspraak van 29 juli 2016
BBZ nr. 69749 van 2014
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
X,wonende te Curaçao,
belanghebbende
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER INVOERRECHTEN EN ACCIJNZEN,
de Inspecteur,

1.PROCESVERLOOP

1.1
Belanghebbende heeft op 30 december 2013 een verzoek om vrijstelling van invoerrechten gedaan voor de invoer van zijn persoonlijke goederen. Dit verzoek is door de Douane op 29 januari 2014 afgewezen.
1.2
Belanghebbende heeft hiertegen op 13 maart 2014 bezwaar aangetekend. Bij uitspraak op bezwaar van 10 juli 2014 heeft de Inspecteur het bezwaar afgewezen.
1.3
Belanghebbende is tegen de uitspraak op bezwaar 21 augustus 2014 in beroep gekomen. Op 23 april 2015 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.
1.4
Bij schrijven van 24 september 2015 heeft de Inspecteur gepersisteerd in haar standpunten vermeld in de uitspraak op bezwaar van 10 juli 2014. Het schrijven van 24 september 2015 is op 6 april 2016 door belanghebbende in ontvangst genomen.
1.5
Belanghebbende heeft op 10 februari 2016 wegens het uitblijven van een reactie van de Inspecteur op de hoorzitting een verzoek ingevolge artikel 81 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) ingediend bij het Gerecht. Aan de belanghebbende is door de griffie medegedeeld (e-mail 26 februari 2016) dat de zaak niet door de Lar rechter zal worden behandeld en dat het naar de belastingrechter is doorgestuurd.
1.6
Partijen zijn overeenkomstig artikel 10 Landsverordening op het beroep in belastingzaken (hierna: LBB) op 15 april 2016 en op 14 juni 2016 uitgenodigd tot het verstrekken van inlichtingen. Belanghebbende is op beide data niet verschenen. De gemachtigde van belanghebbende heeft op 14 april 2016 een e-mailbericht naar het Gerecht verzonden waarin is vermeld dat de zaak wordt ingetrokken. Gelijktijdig met de intrekking wordt verzocht om kostenvergoeding ingevolge artikel 50 van de Lar. Dit e-mail bericht is in het ongerede geraakt en het Gerecht heeft pas vlak voor de zitting van 14 juni 2016 hiervan kennis genomen.

2.PROCESKOSTENVERGOEDING

2.1
De gemachtigde van belanghebbende heeft verzocht om toekenning van een kostenvergoeding ingevolgde artikel 50 tiende lid, van de Lar. Voormelde bepaling is echter niet van toepassing op beroepsprocedures in belastinggeschillen. Op beroepsprocedures in belastinggeschillen, waaronder de invoerrechten, is de Landsverordening beroep in belastingzaken van toepassing (LBB). In artikel 15 van LBB is bepaald dat het Gerecht (de belastingrechter) bij uitsluiting bevoegd is om een partij te veroordelen in de proceskosten voor de beroepsfase. Het Gerecht zal daarom beoordelen of belanghebbende op basis van deze landsverordening in aanmerking komt voor proceskostenvergoeding. Proceskosten bij intrekking van het beroep worden geregeld in het derde lid van artikel 15. Deze bepaling luidt als volgt:
“3. In geval van intrekking van het beroep, omdat de Inspecteur geheel of gedeeltelijk aan de betreffende partij is tegemoetgekomen, kan de Inspecteur op verzoek van die partij bij afzonderlijke uitspraak in de kosten, bedoeld in het eerste lid, worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep. Indien aan dit vereiste niet is voldaan, wordt de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard.”
2.2
In het onderhavige geval is de Inspecteur niet aan belanghebbende tegemoet gekomen. Immers de afwijzing van het verzoek om vrijstelling is in de beroepsfase in stand gebleven. Nu de Inspecteur niet (geheel noch gedeeltelijk) het door belanghebbende gewenste besluit (toekenning van vrijstelling) heeft genomen is geen grond om de Inspecteur in de kosten van de beroepsprocedure te veroordelen. Het schrijven van de Inspecteur van 24 september 2015 waarin de eerder gegeven uitspraak op bezwaar wordt bevestigd kan niet worden aangemerkt als een tegemoetkoming in de zin van voormelde bepaling. Overigens heeft de Inspecteur het schriftuur van 24 september 2015 ten onrechte aangeduid als een uitspraak op bezwaar, nu de bezwaarfase met de uitspraak op bezwaar van 10 juli 2014 is beëindigd.
2.3
Het vorenstaande leidt ertoe dat als volgt moet worden beslist.

3.BESLISSING

De rechter in dit Gerecht:
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd, voorzitter, mr. W.J. Noordhuizen, en mr. D.J. Jansen leden en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 juli 2016, in tegenwoordigheid van de griffier, M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 17a, eerste lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht overeenkomstig artikel 14, derde lid. De instelling van het hoger beroep geschiedt door persoonlijke indiening bij dan wel toezending aan de griffier van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 17b, tweede lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).