ECLI:NL:OGEAA:2020:43

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
12 februari 2020
Publicatiedatum
17 februari 2020
Zaaknummer
AUA201903144
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggaaf van invoerrechten door belanghebbende als aangever in geschil met de Inspecteur

In deze zaak heeft belanghebbende, die namens de importeur aangifte ten invoer heeft gedaan van een partij meubels, teruggaaf van betaalde invoerrechten gevorderd. De Inspecteur heeft deze vordering gedeeltelijk toegewezen, maar belanghebbende maakte bezwaar omdat de teruggaaf niet ten name van hem, maar ten name van de importeur diende te worden gesteld. De Inspecteur heeft het bezwaar afgewezen, waarna belanghebbende beroep heeft ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba.

De rechtbank heeft vastgesteld dat zowel de importeur als de aangever als 'belanghebbende' in de zin van artikel 123, lid 5 van de Landsverordening in-, uit- en doorvoer (LIUD) kunnen worden aangemerkt. Dit betekent dat belanghebbende als aangever gerechtigd is om teruggaaf van invoerrechten te vorderen. De rechtbank oordeelde dat de Inspecteur de teruggaaf van invoerrechten terecht ten name van belanghebbende heeft gesteld, ongeacht het feit dat de importeur de invoerrechten had betaald.

De uitspraak van het Gerecht was dat het beroep ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht. De beslissing werd genomen door mr. dr. A.J.H. van Suilen op 12 februari 2020, in aanwezigheid van de griffier N.N. Noël – van der Biezen BSc. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.

Uitspraak

Uitspraak van 12 februari 2020
BBZ nr. AUA201903144
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Aruba,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER INVOERRECHTEN EN ACCIJNZEN, zetelend te Aruba,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Belanghebbende heeft op 10 november 2017 aangifte ten invoer gedaan voor een partij meubels. Ter zake van de invoer is een bedrag van Afl.13.508 aan invoerrechten betaald.
1.2
Belanghebbende heeft op 16 november 2017 teruggaaf van betaalde invoerrechten gevorderd ten bedrage van Afl. 5.668.
1.3
Bij beschikking van 14 mei 2019 heeft de Inspecteur de vordering tot teruggaaf gedeeltelijk toegewezen.
1.4
Belanghebbende heeft op 16 mei 2019 daartegen bezwaar gemaakt.
1.5
De Inspecteur heeft bij uitspraak van 21 augustus 2019 het bezwaar afgewezen.
1.6
Belanghebbende heeft op 13 september 2019 tegen de uitspraak van de Inspecteur beroep ingesteld bij het Gerecht. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van Afl 25.
1.7
De Inspecteur heeft op 19 november 2019 een verweerschrift ingediend.
1.8
De zitting heeft plaatsgevonden op 23 januari 2020 te Oranjestad. Belanghebbende is verschenen. Namens de Inspecteur zijn verschenen [A] en [B].

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende heeft namens [de importeur] (hierna: de importeur) aangifte ten invoer gedaan van een partij meubels. Ter zake van de invoer heeft de importeur een bedrag van Afl.13.508 aan invoerrechten betaald.
2.2
Belanghebbende heeft op 16 november 2017 teruggaaf van betaalde invoerrechten gevorderd ten bedrage van Afl. 5.668.
2.3
Bij beschikking van 14 mei 2019 heeft de Inspecteur de vordering tot teruggaaf toegewezen tot een bedrag van Afl. 5.398. Daarbij is opgemerkt dat aan de Ontvanger machtiging wordt verleend om aan verzoeker terug te betalen het bedrag van Afl. 5.398 en dat belanghebbende rekening dient te houden met de mogelijkheid dat het terug te geven bedrag verrekend kan worden met openstaande schulden.
2.4
Belanghebbende heeft op 16 mei 2019 daartegen bezwaar gemaakt met als grond dat de teruggaaf niet ten name van hem dient te worden gesteld, maar ten name van de importeur.
2.5
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de teruggaaf ten name van belanghebbende gehandhaafd.
2.6
De Ontvanger heeft het terug te geven bedrag van Afl. 5.398 (deels) verrekend met belastingschulden van belanghebbende.

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

3.1
In geschil is of de teruggaaf van invoerrechten terecht ten name van belanghebbende is gesteld. De hoogte van de teruggaaf is niet in geschil.
3.2
Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.

4.BEOORDELING VAN HET BEROEP

4.1
Vooropgesteld wordt dat de mogelijkheid van bezwaar en beroep openstaat tegen een beslissing van de Inspecteur op een vordering tot teruggaaf van invoerrechten (vgl. GEA Aruba 19 februari 2016, ECLI:NL:OGEAA:2016:139).
4.2
Ingevolge artikel 128a Landsverordening in-, uit- en doorvoer (hierna: LIUD) is de Inspecteur bevoegd teruggave te verlenen van wegens dwaling of verschoonbaar verzuim teveel of ten onrechte betaalde invoerrechten, mits het terug te geven bedrag per aangifte of document Afl. 25 of meer bedraagt.
4.3
Tussen partijen is niet in geschil dat in het onderhavige geval sprake is van dwaling of verschoonbaar verzuim. Mitsdien heeft de Inspecteur terecht teruggaaf verleend.
4.4
Belanghebbende heeft betoogd dat de teruggaaf niet aan hem als aangever, maar aan de importeur moet worden verleend.
4.5
In artikel 123, lid 5 LIUD is bepaald dat door ‘belanghebbenden’ teruggaaf van invoerrechten kan worden gevorderd.
4.6
Beide partijen hebben eensluidend ter zitting verklaard dat in het onderhavige geval zowel de importeur als de aangever ‘belanghebbende’ is in de zin van artikel 123, lid 5 LIUD. Dit brengt mee dat belanghebbende als aangever gerechtigd is teruggaaf van invoerrechten te vorderen. Nu belanghebbende rechtmatig teruggaaf heeft gevorderd, heeft de Inspecteur de teruggaaf van invoerrechten terecht ten name van belanghebbende gesteld. Daaraan doet niet af dat de importeur het bedrag van invoerrechten heeft betaald.

5.PROCESKOSTEN

Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en is uitgesproken op 12 februari 2020, in tegenwoordigheid van de griffier N.N. Noël – van der Biezen BSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieAUA@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: Afl. 75
- personenvennootschappen en rechtspersonen: Afl. 300