ECLI:NL:HR:2025:160
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de ontvankelijkheid van hoger beroep en notificatieberichten in bestuursrechtelijke procedures
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 januari 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door belanghebbende, vertegenwoordigd door A. Bakker, tegen het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Dordrecht. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het hoger beroep dat belanghebbende had ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag. Het Gerechtshof had eerder het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat belanghebbende verzuimd had de gronden van het hoger beroep in te dienen binnen de gestelde termijn. Belanghebbende had op 18 juli 2023 digitaal hoger beroep ingesteld, maar ontving op 19 juli 2023 een bericht van de griffier dat hij de gronden niet had vermeld. Het Hof oordeelde dat belanghebbende het bericht had ontvangen op het moment dat het voor hem toegankelijk was in het digitale systeem, wat door de Hoge Raad als een onjuiste rechtsopvatting werd beschouwd. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onvoldoende had gemotiveerd dat belanghebbende daadwerkelijk een notificatiebericht had ontvangen. De uitspraak van het Hof kon daarom niet in stand blijven, en de Hoge Raad besloot tot verwijzing. Tevens werd het College veroordeeld in de proceskosten van de cassatieprocedure. De Hoge Raad gaf aan dat er nader feitenonderzoek nodig was om de hoogte van de proceskostenvergoeding te bepalen, en stelde belanghebbende in de gelegenheid om nadere gegevens te verstrekken. De beslissing over de verdere procedure werd aangehouden.