ECLI:NL:HR:2025:1173
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over boetebeschikkingen en overschrijding van de redelijke termijn in belastingzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 juli 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over boetebeschikkingen die aan belanghebbende zijn opgelegd door de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 6 februari 2024, waarin de boetebeschikkingen zijn bevestigd. De Hoge Raad heeft eerder op 13 oktober 2023 een arrest gewezen dat de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag heeft vernietigd en de zaak heeft verwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling.
Belanghebbende, vertegenwoordigd door F.J.H.M. Berndsen, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door een onbekende persoon, heeft een verweerschrift ingediend. De Advocaat-Generaal R.J. Koopman heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en vastgesteld dat deze falen op de gronden die zijn vermeld in een eerder arrest.
De Hoge Raad heeft ook geoordeeld over de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatieprocedure. Aangezien het beroep in cassatie op 1 maart 2024 is ingesteld en de uitspraak op 18 juli 2025 is gedaan, is er sprake van een overschrijding van de redelijke termijn van minder dan zes maanden. De Hoge Raad heeft besloten om de boeten te verminderen met 5 procent tot € 9.500 voor elk van de jaren 2012 tot en met 2016. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard, de eerdere uitspraken vernietigd voor zover deze betrekking hebben op de boeten, en de boeten verminderd.