ECLI:NL:HR:2024:746
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Recht op loonkostenvoordeel oudere werknemer bij overgang van onderneming
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 mei 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door de Staatssecretaris van Financiën tegen de vennootschap onder firma [X]. De zaak betreft de vraag of belanghebbende recht heeft op een loonkostenvoordeel (LKV) voor een oudere werknemer na de overgang van een onderneming. De werknemer, geboren in 1957, was in dienst van [A] en had recht op een doelgroepverklaring van het UWV voor het LKV. De Staatssecretaris had het verzoek om het LKV afgewezen, maar het Hof oordeelde dat de rechten en verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst met de werknemer waren overgegaan op de vennootschap onder firma [X]. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof dat belanghebbende recht heeft op het LKV, omdat voldaan was aan de voorwaarden van de Wet tegemoetkomingen loondomein. De Hoge Raad oordeelde dat de doelgroepverklaring geldig blijft, ook na de overgang van de onderneming, en dat de werknemer recht had op het LKV, ongeacht de wijziging van de werkgever. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en veroordeelde de Staatssecretaris in de proceskosten.