In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, die op 17 maart 2023 een beschikking heeft genomen met betrekking tot de Wet tegemoetkomingen loondomein (WTL) voor het jaar 2021. De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna de rechtbank op 16 april 2024 de zaak heeft behandeld. Belanghebbende, opgericht op 20 oktober 2020, heeft oudere werknemers in dienst die bij de eerdere eenmanszaak in aanmerking kwamen voor loonkostenvoordeel (LKV). De rechtbank oordeelt dat belanghebbende recht heeft op een hoger bedrag aan loonkostenvoordeel dan in de beschikking is vermeld, en dat de situatie van overgang van een onderneming gelijkgesteld moet worden aan de voortzetting van de dienstbetrekking met de oorspronkelijke werkgever. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en draagt de inspecteur op om binnen zes weken een nieuwe beslissing te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens moet de inspecteur het griffierecht vergoeden en de proceskosten aan belanghebbende betalen.