ECLI:NL:HR:2024:238
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de ontvankelijkheid van beroep tegen WOZ-beschikking en de toepassing van artikel 8:69a Awb
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 maart 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de ontvankelijkheid van een beroep tegen een WOZ-beschikking. De belanghebbende, een huurder van een appartement, had een aanslagbiljet gemeentelijke belastingen ontvangen, waarop de WOZ-waarde voor het jaar 2020 was vermeld. Na een ongegrond verklaard bezwaarschrift heeft hij beroep ingesteld bij de Rechtbank, die het beroep eveneens ongegrond verklaarde op basis van artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De belanghebbende stelde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat sprake was van niet-geliberaliseerde woonruimte, en dat wijziging van de WOZ-waarde voor hem geen effect had.
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bevestigde de uitspraak van de Rechtbank, waarbij het Hof oordeelde dat de belanghebbende ontvankelijk was in zijn beroep, maar dat de rechtsregel van artikel 8:69a Awb in dit geval van toepassing was. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de belanghebbende geen direct financieel gevolg ondervond van de wijziging van de WOZ-waarde. De Hoge Raad concludeerde dat het beroep in cassatie ongegrond was, omdat de belanghebbende geen belang had bij de wijziging van de WOZ-waarde. De Hoge Raad heeft ook de overige klachten van de belanghebbende beoordeeld, maar deze konden niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 8 maart 2024.