Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
De advocaatdeelt mee dat hij contact heeft gehad met betrokkene. Deze zal niet ter zitting verschijnen omdat hij er niet bij wil zijn.”
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
20 december 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 december 2024 uitspraak gedaan over een verzoek tot cassatie van betrokkene, die niet bereid was om te worden gehoord in een procedure omtrent een zorgmachtiging. De rechtbank Amsterdam had op 11 april 2024 een zorgmachtiging verleend voor de duur van twaalf maanden, maar betrokkene was niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling. De advocaat van betrokkene had aangegeven dat zijn cliënt niet bij de zitting wilde zijn, maar de Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank niet voldoende had vastgesteld dat betrokkene niet bereid was om te worden gehoord. De Hoge Raad benadrukte dat de rechter de bereidheid van de betrokkene om te worden gehoord moet vaststellen en dat dit niet alleen kan worden afgeleid uit het feit dat betrokkene niet aanwezig was. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank en wees de zaak terug voor verdere behandeling. Deze uitspraak onderstreept het belang van de onderzoeksplicht van de rechter in zaken die betrekking hebben op zorgmachtigingen en de rechten van de betrokkenen.