ECLI:NL:HR:2022:1104

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 juli 2022
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
21/02729
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van handelaar voor schade door diefstal van auto's met gestolen onderdelen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 juli 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Stichting Verzekeringsbureau Voertuigcriminaliteit (VbV) tegen de handelaar CIKO CARS & PARTS. De zaak betreft de aansprakelijkheid van de handelaar voor schade die voortvloeit uit de diefstal van auto's waarvan onderdelen bij hem zijn aangetroffen. VbV had eerder in de procedure een beroep gedaan op de onrechtmatige daad, maar de Hoge Raad oordeelde dat de klachten over het arrest van het hof niet konden leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven voor zijn oordeel, omdat de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal G. Snijders gevolgd, die had geadviseerd om het cassatieberoep te verwerpen. De advocaat van VbV had gereageerd op deze conclusie, maar de Hoge Raad besloot geen acht te slaan op de bijgevoegde brief van het Verbond van Verzekeraars, omdat de procesorde geen ruimte bood voor aanvulling van de stukken. De Hoge Raad heeft VbV in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de verweerder op nihil zijn begroot. Deze uitspraak is een belangrijke bevestiging van de bestaande rechtspraak omtrent de aansprakelijkheid van handelaren in gevallen van diefstal van voertuigen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer21/02729
Datum15 juli 2022
ARREST
In de zaak van
STICHTING VERZEKERINGSBUREAU VOERTUIGCRIMINALITEIT,
gevestigd te Apeldoorn,
EISERES tot cassatie,
hierna: VbV,
advocaat: M.E. Bruning,
tegen
[verweerder] handelend onder de naam CIKO CARS & PARTS,
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
hierna: [verweerder],
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak C/10/481525 / HA ZA 15-798 van de rechtbank Rotterdam van 29 juni 2016, 20 september 2017 en 18 juli 2018;
het arrest in de zaak 200.245.590/01 van het gerechtshof Den Haag van 30 maart 2021.
VbV heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G. Snijders strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van VbV heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd en daarbij als bijlage een brief van het Verbond van Verzekeraars gevoegd. De eisen van een goede procesorde brengen mee dat bij de reactie op de conclusie van de Advocaat-Generaal, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, geen plaats is voor aanvulling van de stukken van het geding. [1] De Hoge Raad zal daarom geen acht slaan op de inhoud van de bijlage.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt VbV in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren F.J.P. Lock, als voorzitter, G.C. Makkink en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
15 juli 2022.

Voetnoten

1.Vgl. HR 13 juli 2001, ECLI:NL:HR:2001:ZC3673, rov. 2.2 en HR 23 september 2005, ECLI:NL:HR:2005:AV1895, rov. 2 .