Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte]
(hierna steeds: [benadeelde 1] )is vernietigd. De verdediging kan derhalve niet vaststellen of de benzine in de vernietigde jerrycan dezelfde samenstelling had als de onder de verdachte inbeslaggenomen jerrycan en ook kan hierdoor niet meer worden vastgesteld of de benzine in de jerrycan van [benadeelde 1] uit dezelfde batch afkomstig was als die van het nabijgelegen tankstation. Dit levert voor de verdediging een concreet en zeker niet verwaarloosbaar nadeel op. Wanneer de jerrycan van de buren dezelfde motorbenzine zou hebben bevat, zou dit immers ontlastend bewijs voor de verdediging hebben opgeleverd. De verdediging stelt zich derhalve op het standpunt dat, gelet op de ernst van het vormverzuim, de resultaten van het benzine vergelijkend onderzoek ziende op de jerrycan van de verdachte dienen te worden uitgesloten van het bewijs. Indien het hof niet overgaat tot bewijsuitsluiting, dient het onherstelbaar vormverzuim te leiden tot strafvermindering.
eenzelfde(
onderstreping: hof) onderzoek als is verricht aan de onder de verdachte inbeslaggenomen jerrycan te verrichten aan de jerrycan die onder [benadeelde 1] in beslag is genomen. Vervolgens is volgens de verdediging op 7 juli 2021 verzocht of dit onderzoek nog mogelijk was. Op 8 september 2021 is er een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt (pagina 68) waaruit naar voren kwam dat de jerrycan leeg was en dat er geen druppel meer uit kwam. De verdediging heeft vervolgens op 14 september 2021 verzocht of na kon worden gegaan of bemonstering aan de dop van de jerrycan mogelijk was. Hierop is op 18 oktober 2021 een aanvullend proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. Uit dit proces-verbaal volgt dat inderdaad de dop van de jerrycan van de verdachte is bemonsterd en onderzocht, maar dat niet de (samenstelling van de) vloeistof is onderzocht, maar onderzocht is op aanwezige DNA-sporen. Dat de dop van de jerrycan van [benadeelde 1] DNA-sporen van [benadeelde 1] zou bevatten, zou volgens voornoemd proces-verbaal niets opleveren omdat de jerrycan uit de woning van [benadeelde 1] komt en dat het daarom aannemelijk is dat hier zijn DNA op zou zitten. Voorts is in het proces-verbaal gerelateerd dat naar aanleiding van het proces-verbaal omtrent het ontbreken van een restje vloeistof in de jerrycan op 27 september 2021 door de hulpofficier van justitie contact is gelegd met de beslagene [benadeelde 1] , dat aan [benadeelde 1] toen is medegedeeld dat de jerrycan terug mocht en dat [benadeelde 1] hierop zou hebben aangegeven dat de jerrycan kon worden vernietigd. Hierop is de jerrycan vernietigd. De kennisgeving van inbeslagneming werd hierop aangepast, door middel van een vervolgbeslissing. Uit het proces-verbaal van bevindingen volgt dat die beslissing abusievelijk werd genomen zonder overleg met het Openbaar Ministerie, hetgeen wel had moeten plaatsvinden volgens de Aanwijzing inbeslagneming.
(het hof begrijpt: op 23 april 2021)een foto via WhatsApp naar [getuige 4] heeft gestuurd (21:46 uur) waarop vlammen onder de partytent van de buren waren te zien en direct daarna heeft hij [getuige 4] gebeld om te zeggen dat alles in de fik stond terwijl hij in de slaap- of speelkamer stond en bezig was om de glasgordijnen op te hangen en zijn partner de kinderen naar bed bracht. Rond diezelfde tijd heeft de verdachte dus op internet gezocht naar de brandbaarheid van benzine en diesel omdat hij hierover een discussie had met zijn partner. Een en ander valt moeilijk met elkaar te rijmen en het hof acht de reden die de verdachte voor zijn internetzoekvraag heeft gegeven dan ook onaannemelijk.
en
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan de slachtoffers bevordert. Het hof zal daarbij steeds bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
54 (vierenvijftig) maanden;
[benadeelde 2] , [benadeelde 1] , [benadeelde 5] , [benadeelde 6] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4]ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 3.000,00 (drieduizend euro) per benadeelde partij ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 april 2021 tot aan de dag der voldoening;
[benadeelde 1]ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 755,27 (zevenhonderdvijfenvijftig euro en zevenentwintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 april 2021 tot aan de dag der voldoening;
[benadeelde 7], ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van