Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
€ 73.270,--.
3.Beoordeling van het middel in het principale beroep
Vergoedingsrechten
4.Beoordeling van het middel in het incidentele beroep
5.Beslissing
17 november 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 november 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil tussen een vrouw en een man die informeel samenwoonden. De vrouw had tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch beroep in cassatie ingesteld, waarbij de man incidenteel cassatieberoep had ingesteld. De zaak betreft vergoedingsrechten die voortvloeien uit investeringen in een gezamenlijke woning en een spaarverzekering. De Hoge Raad oordeelde dat het hof de arresten van 21 april 2006 en 10 mei 2019 onjuist had uitgelegd, door te concluderen dat de man recht had op vergoeding van zijn investeringen in de woning en de spaarverzekering. De Hoge Raad benadrukte dat de wet geen regeling kent voor vergoedingsrechten van informeel samenlevenden en dat dergelijke rechten moeten worden beoordeeld aan de hand van het algemene verbintenissenrecht. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en verwees de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de rechtspositie van informeel samenlevenden en de uitleg van eerdere arresten met betrekking tot vergoedingsrechten.