ECLI:NL:HR:2023:1107
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over het recht op toezending van op de zaak betrekking hebbende stukken in de bezwaarfase van parkeerbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 augustus 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de verplichtingen van het bestuursorgaan in de bezwaarfase van een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De belanghebbende, vertegenwoordigd door B. de Jong, had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam, die op 7 december 2021 had geoordeeld dat het bestuursorgaan niet verplicht was om alle op de zaak betrekking hebbende stukken aan de belanghebbende toe te sturen. De belanghebbende had in zijn bezwaarschrift verzocht om inzage in deze stukken, maar niet expliciet om te worden gehoord. Het Hof oordeelde dat er slechts een passief inzagerecht bestond in het kader van een hoorgesprek, en dat de heffingsambtenaar niet verplicht was om de belanghebbende te horen, omdat hij geen verzoek om een hoorzitting had ingediend.
De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof en oordeelde dat de heffingsambtenaar niet verplicht was om de stukken van het geding aan de belanghebbende toe te sturen, omdat er geen hoorzitting had plaatsgevonden. De Hoge Raad merkte op dat het recht op inzage in stukken in de bezwaarfase afhankelijk is van de aanwezigheid van een hoorzitting. Indien er geen hoorzitting plaatsvond, had de belanghebbende geen recht op inzage in de stukken. De Hoge Raad benadrukte dat het bestuursorgaan de keuze heeft om inzage in stukken ook elektronisch te verlenen, en dat het bestuursorgaan niet kan worden tegengeworpen dat het de stukken niet ter inzage heeft gelegd, indien het de belanghebbende tijdig een kopie van die stukken heeft toegestuurd.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Deze uitspraak heeft implicaties voor de wijze waarop bestuursorganen omgaan met verzoeken om inzage in stukken in de bezwaarfase, en bevestigt de noodzaak voor belanghebbenden om expliciet te verzoeken om een hoorzitting indien zij inzage in stukken wensen.