Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
2.Uitgangspunten en feiten
schade als gevolg van het moeten sluiten van [het café]door het toerekenbaar tekortschieten van [de verhuurder] in zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst” (onderstreping toegevoegd, hof) geacht moet worden mede de thans door [de huurder] gestelde schade gerelateerd aan gederfde winst en verlies van winstgevendheid van [het café] in de periode 2002-2005 (goedbeschouwd gaat het om de periode tot 17 mei 2006; het hof zal hierna refereren aan de periode 2002-mei 2006), dat wil zeggen voorafgaande aan die sluiting, te omvatten. (…) Het hof beantwoordt deze vraag thans in de door [de verhuurder] voorgestane zin. In de conclusie van antwoord/eis in reconventie in de hoofdzaak is geen stelling te vinden die ertoe strekt dat [de huurder] in deze periode schade heeft geleden, en in het eindvonnis in de hoofdzaak is hierover ook niets terug te vinden. Dit rechtvaardigt het dictum van dit eindvonnis op dit punt letterlijk te nemen, en in de daarin uitgesproken veroordeling en verwijzing naar de schadestaat in reconventie, niet die schade 2002-mei 2006 begrepen te achten.
3.Ontvankelijkheid van het cassatieberoep
4.Beoordeling van het middel
- De huurder heeft in eerste aanleg onder meer aangevoerd (i) dat de verhuurder zijn verplichtingen niet naar behoren is nagekomen en er alles aan heeft gedaan om de exploitatie van het café te frustreren, (ii) dat de verhuurder vanaf begin 2002 heeft getracht door het inschakelen van de Milieudienst de exploitatie te beëindigen, (iii) en dat de huurder vanwege de (dreigende) tekortkoming van de verhuurder heeft besloten om in 2003 de betaling van huurpenningen op te schorten. De huurder heeft gevorderd de verhuurder te veroordelen tot schadevergoeding op te maken bij staat, op grond van toerekenbaar tekortschieten in de nakoming van de verplichtingen voorvloeiend uit de huurovereenkomst.
- De kantonrechter te Den Haag heeft bij tussenvonnis van 15 november 2006 vastgesteld dat de verhuurder in 2002 de Milieudienst heeft ingeschakeld en dat bij besluit van 1 augustus 2002 ten aanzien van het café een last onder dwangsom is opgelegd en dat vervolgens dwangsommen zijn verbeurd. In dat vonnis is voorts overwogen dat de verhuurder zich jegens de huurder niet als goed verhuurder heeft gedragen, omdat de hoofdverplichting van de verhuurder bestaat uit het verschaffen van het huurgenot en de verhuurder er alles aan gedaan heeft om de exploitatie in het gehuurde onmogelijk te maken en de huurder aldus het huurgenot te ontnemen. Als slotsom vermeldt het tussenvonnis dat de verhuurder tekortgeschoten is in zijn verplichtingen als verhuurder en dus aansprakelijk is voor de daardoor door de huurder geleden en te lijden schade en dat de vordering tot betaling van schadevergoeding op te maken bij staat dan ook zal worden toegewezen. In het eindvonnis van 29 augustus 2007 heeft de kantonrechter, zonder nadere overwegingen hieromtrent, de verhuurder veroordeeld tot vergoeding aan de huurder van de door deze geleden schade als gevolg van het moeten sluiten van het café door toerekenbaar tekortschieten van de verhuurder in zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst.
- In hoger beroep heeft de huurder aangevoerd dat de verhuurder in 2002 in verzuim is geraakt ten aanzien van zijn verbintenis het huurgenot te verschaffen. De huurder heeft in hoger beroep zijn eis gewijzigd en primair gevorderd de verhuurder te veroordelen tot betaling van € 517.430,--. De huurder heeft een rapport van een door hem ingeschakelde deskundige overgelegd waarin de schade op dat bedrag wordt begroot. In het rapport staat dat de omzet van het café in de jaren 2003-2005 aanzienlijk lager is dan in de daaraan voorafgaande jaren en dat de omzetdaling volgens de huurder een gevolg is van de geluidseisen van de Milieudienst. In het rapport worden de gederfde goodwill en het teloorgaan van het eigen vermogen berekend door de waarde daarvan per ultimo 2001 te vergelijken met de waarde ten tijde van de sluiting van het café. Voorts wordt in het rapport afzonderlijk de gederfde winst over de periode 2002-2006 begroot.
- De verhuurder heeft de juistheid van het rapport bestreden, maar niet aangevoerd dat de huurder geen vergoeding kan vorderen van schade die is geleden in de periode voorafgaand aan de sluiting van het café.
- Het gerechtshof ’s-Gravenhage heeft het volgende overwogen. De verhuurder wist bij het aangaan van de huur wat voor een soort café de huurder wenste te exploiteren, de verhuurder is in 2002 toch overgegaan tot verbouwing van het appartement teneinde deze te kunnen verhuren of verkopen aan een derde zonder zich te bekommeren om de belangen van de huurder en zonder zorg te dragen voor een goede geluidsisolatie en de verhuurder heeft de Milieudienst ingeschakeld en heeft aangedrongen op bestuursdwang, terwijl bewoning van het appartement de bedrijfsruimte feitelijk onbruikbaar maakt voor de overeengekomen bestemming als café. Dit een en ander levert een toerekenbare tekortkoming jegens de huurder op. De omstandigheid dat de huurder in reactie op bovengenoemde tekortkoming de huurbetaling (in 2003) heeft stopgezet, heeft deze tekortkoming niet ongedaan gemaakt. De verhuurder was als eerste in verzuim.
5.Beslissing
10 juni 2022.