ECLI:NL:HR:2003:AF7423
Hoge Raad
- Cassatie
- G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp
- J.B. Fleers
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Cassatie over vergoeding van buitengerechtelijke kosten in letselschadezaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juli 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [Eiser] en London Verzekeringen N.V., rechtsopvolgster van Elvia Schadeverzekeringen N.V. De zaak betreft de vergoeding van buitengerechtelijke kosten die [Eiser] heeft gemaakt in verband met letselschade die hij stelt te hebben opgelopen door een aanrijding op 4 januari 1989. [Eiser] had eerder Elvia gedagvaard voor de Kantonrechter te Brielle, waarbij hij vergoeding van buitengerechtelijke kosten vorderde. Elvia had de exceptie van onbevoegdheid ingeroepen, waarop de Kantonrechter zich onbevoegd verklaarde. Dit vonnis werd door de Rechtbank te Rotterdam vernietigd, maar uiteindelijk wees de Rechtbank de vordering van [Eiser] af.
De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat er geen grondslag was voor de vordering tot vergoeding van de kosten. De Hoge Raad benadrukte dat kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid voor vergoeding in aanmerking kunnen komen, ook als niet vaststaat dat schade is geleden. De Hoge Raad vernietigde het vonnis van de Rechtbank en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. Tevens werd London in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld.
De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de beoordeling van buitengerechtelijke kosten in letselschadezaken, vooral in situaties waarin de schade nog niet definitief is vastgesteld. De Hoge Raad bevestigde dat de redelijkheid van de gemaakte kosten en het causaal verband met de aanrijding van belang zijn voor de toewijsbaarheid van dergelijke kosten.