ECLI:NL:HR:2022:1672
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Verzoek om herziening van eerder arrest van de Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad der Nederlanden op 18 november 2022 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerder arrest, ECLI:NL:HR:2022:84, dat op 28 januari 2022 was gewezen. Het verzoek om herziening was ingediend door [X] te [Z], hierna aangeduid als belanghebbende. De Hoge Raad heeft het verzoek beoordeeld en de procureur-generaal bij de Hoge Raad kreeg de gelegenheid om een advies uit te brengen over de ontvankelijkheid van het verzoek.
Na beoordeling is de Hoge Raad tot de conclusie gekomen dat het verzoek om herziening duidelijk niet kan slagen. Op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft de Hoge Raad besloten om het verzoek zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren. Dit betekent dat de Hoge Raad geen inhoudelijke beoordeling van de zaak heeft gedaan, omdat het verzoek niet aan de vereisten voldeed.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing om het verzoek om herziening niet-ontvankelijk te verklaren is openbaar uitgesproken, waarbij de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren E.F. Faase en J.A.R. van Eijsden. De waarnemend griffier E. Cichowski was ook aanwezig tijdens deze uitspraak.