ECLI:NL:HR:2022:652
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Centrale Raad van Beroep inzake socialezekerheidswetgeving
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbenden, vertegenwoordigd door M.J. van Dam, tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 22 april 2021, nr. 20/244 AOW e.v. De belanghebbenden, afkomstig uit Liechtenstein en andere locaties, hebben beroep ingesteld tegen besluiten van de Rechtbank Amsterdam (nr. 18/7032 e.a.) die betrekking hebben op de voorlopige vaststelling van de toepasselijke socialezekerheidswetgeving. De Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, vertegenwoordigd door [P] Weerd, heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbenden hebben een conclusie van repliek ingediend. De Hoge Raad heeft het middel dat door de belanghebbenden is voorgesteld beoordeeld en geconcludeerd dat dit middel niet kan leiden tot vernietiging van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, en dit arrest is uitgesproken op 22 april 2022.