Uitspraak
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
de inspecteur van de Belastingdienst / kantoor Eindhoven
minister van Veiligheid en Justitie(de minister).
Inleiding
Feiten
Beoordeling door de rechtbank
Vanwege uw bezwaren hebben wij u op 21-12-2018 bevestigd dat wij op grond van het gemaakte bezwaar niet langer vasthouden aan onze voorlopige vaststelling dat de wetgeving van Liechtenstein van toepassing is. De voorlopig afgegeven PD A1 verklaringen zijn echter niet formeel door ons ingetrokken, dit willen wij bij deze alsnog doen. Voor de betreffende periode beschikken wij niet over Nederlandse PD A1 verklaringen. Wij verzoeken de SVB om deze verklaringen alsnog af te geven.”
wilgaan intrekken, niet dat dat al gebeurd is (in dat licht: de passage erna kan erop wijzen dat eerst afschriften van de Nederlandse A1-verklaring overgelegd moeten worden). Afgezien van de vorm zou de intrekking van een A1-verklaring naar het oordeel van de rechtbank toch op dezelfde manier moeten plaatsvinden als de afgifte, nu het om de rechtspositie van eiser gaat.
NederlandseA1-verklaring premies te heffen over de periode van 1 september 2018 tot en met 31 december 2018. De Nederlandse A1-verklaring is niet ingetrokken of ongeldig verklaard en dus zijn de inspecteur en de belastingrechter daaraan gebonden. Voor de motivering van haar oordeel verwijst de rechtbank naar haar uitspraak van 30 juli 2024 [2] .
- Of de in Liechtenstein ingehouden sociale zekerheidspremies op het belastbare loon in mindering mogen worden gebracht;
- Of de ‘Krankenkasse Arbeitgeber Beitrag’ onderdeel uitmaakt van het belastbare loon.
- Het bruto loon voor 2018 is CHF 38.182;
- De som van de in 2018 in Liechtenstein ingehouden sociale zekerheidspremies is CHF 8.728;
- De som van de ‘Krankenkasse Arbeitgeber Beitrag’ voor 2018 is CHF 1.866;
- Op het eenmaal overeenkomstig Nederlandse maatstaven vastgestelde belastbare loonbedrag moet nog 1,2% in mindering gebracht worden in verband met overeenkomstige toepassing van de werkkostenregeling;
- De te hanteren omrekenkoers is 0,8645.
brutoloon. Daarvan is een deel kennelijk ingehouden door de werkgever en wellicht in Liechtenstein afgestort naar een fonds ter financiering van sociale zekerheidsuitkeringen. Het moge zo zijn dat dit achteraf gezien niet nodig was, en zelfs dat er in het geheel geen rechtsgrond voor aanwezig was. Dat laat naar het oordeel van de rechtbank onverlet dat het genietingsmoment ten aanzien van het
brutoloon dan al heeft plaatsgevonden. Anders gezegd: de rechtbank ziet de (achteraf wellicht onterechte) inhouding dus eigenlijk als inkomensbesteding. Het feit dat het ten onrechte is ingehouden heeft naar het oordeel van de rechtbank rechtsgevolgen voor de civielrechtelijke rechtsverhouding tussen eiser en zijn werkgever. Eiser kan die inhoudingen dan vermoedelijk terugvorderen bij zijn werkgever. Naar Nederlandse fiscale maatstaven is het kwaad echter al geschied toen het bruto loon ter beschikking werd gesteld. Argument a. slaagt dus niet.