Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
gevestigd te Utrecht,
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beantwoording van de prejudiciële vragen
4.Beslissing
1 april 2022.
Hoge Raad
In deze prejudiciële beslissing heeft de Hoge Raad zich gebogen over de vraag of huurders recht hebben op een wettelijke verhuiskostenvergoeding wanneer zij tijdelijk verblijven in een door de verhuurder ter beschikking gestelde, volledig ingerichte en gestoffeerde wisselwoning tijdens renovatiewerkzaamheden. De zaak betreft huurders die in een flatgebouw wonen en geconfronteerd worden met renovaties die door de verhuurder, Stichting Portaal, worden uitgevoerd. De huurders hebben tijdens de renovatie zes weken in een wisselwoning verbleven en vorderen een minimumbijdrage in de verhuis- en inrichtingskosten van € 5.910,--. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen, waarna het hof Arnhem-Leeuwarden prejudiciële vragen aan de Hoge Raad heeft gesteld. De Hoge Raad concludeert dat huurders die tijdelijk in een wisselwoning verblijven, geen aanspraak kunnen maken op de minimumbijdrage, omdat de verhuurder hen een redelijke en passende voorziening heeft geboden. De Hoge Raad beantwoordt de prejudiciële vragen en stelt dat de verhuurder in beginsel verantwoordelijk is voor eventuele kosten die de huurder maakt bij terugkeer in de gerenoveerde woning, maar dat de minimumbijdrage niet van toepassing is als de huurder gebruik maakt van de wisselwoning.