ECLI:NL:HR:2022:346
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag parkeerbelasting en de verplichting tot aangifte na maximale parkeerduur
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 maart 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting die was opgelegd aan belanghebbende, die zijn auto op 2 februari 2019 had geparkeerd op de Groest in Hilversum. De parkeerplaats was aangewezen voor maximaal een uur parkeren tegen betaling van parkeerbelasting. De naheffingsaanslag werd opgelegd omdat de auto langer dan een uur op deze plek stond geparkeerd. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden had eerder geoordeeld dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, omdat belanghebbende zijn auto op een wijze had geparkeerd die andere weggebruikers hinderde en omdat de verschuldigde parkeerbelasting niet was betaald.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Hof onjuist had geoordeeld over de verplichting van belanghebbende om parkeerbelasting te voldoen na het verstrijken van de maximale parkeerduur. De Hoge Raad oordeelde dat, aangezien belanghebbende voor het eerste uur parkeerbelasting had betaald, hij niet verplicht was om ook voor de periode daarna parkeerbelasting op aangifte te voldoen. De naheffingsaanslag voor deze periode was dan ook niet mogelijk, omdat artikel 20 AWR de mogelijkheid tot naheffing beperkt tot belasting die op aangifte behoort te worden voldaan maar niet is betaald.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof voor zover deze de uitspraak van de Rechtbank bevestigde, en verwees de zaak naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. Tevens werd het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende en het griffierecht dat betaald was voor de behandeling van het beroep in cassatie.