In deze prejudiciële beslissing van de Hoge Raad, gedateerd 4 maart 2022, wordt ingegaan op de vraag of de rechter de mogelijkheid heeft om op verzoek van een non-binaire persoon een genderneutrale registratie in de registers van de burgerlijke stand toe te wijzen. De zaak betreft een verzoeker die zich identificeert als non-binair en die hinder ondervindt van de huidige geslachtsregistratie in zijn geboorteakte, die als 'mannelijk' is geregistreerd. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Den Haag en de maatschappelijke en juridische ontwikkelingen rondom genderidentiteit en registratie.
De rechtbank had de Hoge Raad gevraagd of de rechter, gezien artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), de ruimte heeft om een genderneutrale registratie toe te staan. De Advocaat-Generaal adviseerde om af te zien van beantwoording van deze vragen, gezien de huidige stand van de wetgeving die geen mogelijkheid biedt voor een genderneutrale registratie. De Hoge Raad concludeert dat het aan de wetgever is om een wettelijke regeling te treffen voor de registratie van non-binaire personen. De Hoge Raad ziet af van beantwoording van de prejudiciële vragen, omdat er momenteel geen wettelijke basis is voor een dergelijke wijziging in de geslachtsregistratie.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van wetgeving op dit gebied, gezien de maatschappelijke ontwikkelingen en de erkenning van non-binaire identiteiten. De Hoge Raad stelt dat zolang er geen wettelijke regeling is, de rechter in elke concrete zaak moet beslissen op basis van de specifieke omstandigheden. De beslissing is openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff.