ECLI:NL:RBDHA:2022:6785

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juli 2022
Publicatiedatum
12 juli 2022
Zaaknummer
C/09/607560 / FA RK 21-1082
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van geslachtsregistratie in geboorteakte voor non-binaire personen

In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 7 juli 2022, wordt een verzoek behandeld tot wijziging van de geslachtsregistratie in de geboorteakte van een non-binaire persoon. Dit verzoek is ingediend naar aanleiding van de uitspraak van de Hoge Raad op 4 maart 2022, waarin prejudiciële vragen over non-binaire geslachtsregistratie werden gesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de huidige wetgeving geen mogelijkheid biedt voor een geslachtsregistratie als 'X', maar heeft in deze zaak besloten om het verzoek van de verzoekende partij toe te wijzen. De rechtbank wijst erop dat er in de maatschappij een groeiende acceptatie is van non-binaire identiteiten en dat andere rechtbanken in Nederland soortgelijke verzoeken hebben toegewezen. De rechtbank benadrukt dat de genderidentiteit een essentieel onderdeel van het privéleven is en dat het afwachten van wetgeving niet wenselijk is, gezien de rechtsongelijkheid die kan ontstaan. De rechtbank gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand om de geboorteakte aan te passen en het geslacht te registreren als 'X'. De beschikking is gegeven door een meervoudige kamer van rechters, bijgestaan door een griffier, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 21-1082
Zaaknummer: C/09/607560
Datum beschikking: 7 juli 2022
Wijziging vermelding geslacht in geboorteakte dan wel verbetering of doorhaling geboorteakte
Beschikkingop het op 12 februari 2021 ingekomen verzoekschrift van:
[verzoekende partij],
hierna: verzoekende partij of [verzoekende partij] ,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. K.S.M. Smienk te Vught.
Als belanghebbende wordt aangemerkt
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente],
zetelend te [plaats] ,
hierna: de ambtenaar.

1.De verdere procedure

1.1.
De rechtbank heeft opnieuw kennisgenomen van de stukken, waaronder nu ook:
- de uitspraak van de Hoge Raad van 4 maart 2022, ECLI:NL:HR:2022:336;
- de brief van 6 maart 2022 met bijlagen van de zijde van [verzoekende partij] ;
- de brief van 21 maart 2022 van de zijde van [verzoekende partij] ;
- het F9-formulier van 31 maart 2022 van de zijde van [verzoekende partij] .
1.2.
Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld heeft de ambtenaar niet meer op de uitspraak van de Hoge Raad of op de berichten van [verzoekende partij] gereageerd.

2.De verdere beoordeling

Beantwoording prejudiciële vragen
2.1.
De rechtbank heeft op 17 december 2021 (ECLl:NL:RBDHA:2021:13948) prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld. De Hoge Raad heeft er op 4 maart 2022 van afgezien deze te beantwoorden. Daartoe heeft de Hoge Raad het volgende overwogen (waarbij de voetnoten in de lopende tekst zijn verwerkt, rb.):
“4.2 De Nederlandse wet voorziet op dit moment niet in een mogelijkheid tot wijziging of verbetering van de geslachtsregistratie in een geboorteakte in een ‘X’ of een andere genderneutrale aanduiding als iemand de overtuiging heeft niet of niet alleen te behoren tot het mannelijke of het vrouwelijke geslacht.
4.3
De rechtbank heeft terecht overwogen dat het in beginsel aan de wetgever is om voor de registratie van non-binaire personen een wettelijke voorziening te treffen. Het ligt op de weg van de wetgever te bepalen hoe (binnen de margin of appreciation die art. 8 EVRM aan de nationale staten laat) de overheidsregistratie van personen wordt ingericht en de hiervoor bedoelde wettelijke voorziening wordt vormgegeven.
4.4
De rechtbank heeft in dit verband onder meer erop gewezen dat de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in een brief van 3 juli 2020 (Kamerstukken I 2019/20, 34650, nr. I, p. 4) heeft gemeld dat de rechtspraak over genderneutrale registratie in de geboorteakte nog sterk in ontwikkeling is en dat de minister voor Rechtsbescherming het, bij gebreke van een eenvormig beeld in de rechtspraak, wenselijk vond de nadere ontwikkelingen af te wachten alvorens tot eventuele wetswijziging over te gaan. De rechtbank constateert dat dit standpunt nadien ongewijzigd is gebleven. Zij verwijst daarbij naar de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het veranderen van de voorwaarden voor wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte, waarin de minister voor Rechtsbescherming het hiervoor weergegeven standpunt bevestigt, onder verwijzing naar de hiervoor genoemde brief (Kamerstukken II 2020/21, 35825, nr. 3, p. 10-11).
4.5
De rechtbank heeft in haar verwijzingsbeschikking geen rekening kunnen houden met de recente ontwikkelingen bij de parlementaire behandeling van het hiervoor in 4.4 genoemde wetsvoorstel. Het Tweede Kamerlid Van Ginneken heeft op 30 november 2021 op het hiervoor genoemde wetsvoorstel een amendement ingediend, dat ertoe strekt de registratie van de ‘X’ als geslachtsaanduiding voor non-binaire mensen zonder tussenkomst van de rechter mogelijk te maken (Kamerstukken II 2021/22, 35825, nr. 10. Nadien ter vervanging gewijzigd bij Kamerstukken II 2021/22, 35825, nr. 13). De minister voor Rechtsbescherming heeft naar aanleiding van dit amendement bij brief van 17 december 2021 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer het volgende bericht (Kamerstukken II 2021/22, 35825, nr. 11):
“Het kabinet is van mening dat dit amendement een substantiële uitbreiding omvat van het voorliggende wetsvoorstel met naar verwachting consequenties voor de uitvoering. Om te komen tot een kabinetsappreciatie van het amendement moet het daarom voor een zienswijze worden voorgelegd aan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken en de Staatscommissie Internationaal Privaatrecht. Het is om die reden eveneens wenselijk dit amendement vervolgens voor advies voor te leggen aan de Afdeling advisering van de Raad van State.
Het heeft de voorkeur van het kabinet om met het zetten van deze stappen niet te wachten tot de plenaire behandeling van het voornoemde wetsvoorstel. Om een zo voortvarend mogelijke behandeling van het wetsvoorstel te waarborgen, heeft het kabinet voornoemde uitvoeringsorganisaties nu reeds verzocht de gevolgen voor de uitvoering alsmede de daarmee gepaard gaande kosten in beeld te brengen. Na ontvangst van deze zienswijzen zal het amendement met deze reacties per omgaande voor advies worden voorgelegd aan de Afdeling”.
De minister heeft in de brief verzocht de plenaire behandeling van het wetsvoorstel aan te houden tot na de ontvangst van de genoemde zienswijzen, het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State en het nader rapport daarbij.
4.6
Nadien hebben zich nog de volgende ontwikkelingen voorgedaan.
- De minister voor Rechtsbescherming heeft op 13 januari 2022 aan de Staatscommissie voor het Internationaal Privaatrecht gevraagd advies uit te brengen over de internationaal-privaatrechtelijke aspecten van het amendement Van Ginneken. Dat advies is op 25 januari 2022 uitgebracht. Ook is aan de Commissie van advies voor de zaken betreffende de burgerlijke staat en de nationaliteit gevraagd welke praktische gevolgen de invoering van de X-registratie heeft voor de ambtenaar van de burgerlijke stand en voor de Basisregistratie personen.
- Op 20 januari 2022 is een procedurevergadering gehouden van de Vaste Commissie voor Justitie en Veiligheid, waarbij op de agenda de hiervoor in 4.5 genoemde brief van de minister voor Rechtsbescherming is geplaatst met het voorstel deze brief voor kennisgeving aan te nemen en de plenaire behandeling van het wetsvoorstel te plannen na ontvangst van het nader rapport bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State.
4.7
In het Coalitieakkoord 2021-2025 van het kabinet Rutte IV van 15 december 2021 is opgenomen dat het kabinet blijft werken aan de acceptatie, veiligheid en emancipatie van de LHBTQI+-gemeenschap en dat het kabinet het Regenboogakkoord zorgvuldig zal uitvoeren met wetgeving en beleid. In het Regenboogakkoord is vermeld dat het streven blijft om onnodige geslachtsregistratie door de overheid zoveel mogelijk af te schaffen; een ieder krijgt de mogelijkheid om, zonder tussenkomst van de rechter, de geslachtsvermelding in officiële documenten zoals het paspoort te laten doorhalen met een ‘X’ (Zie de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 2.9-2.11).
4.8
Uit het voorgaande blijkt dat de mogelijkheid van genderneutrale registratie in een geboorteakte recent hernieuwde aandacht heeft gekregen van de wetgever, dat het hiervoor in 4.4 weergegeven standpunt dat het wenselijk is nadere ontwikkelingen in de rechtspraak op dit terrein af te wachten alvorens tot eventuele wetswijziging over te gaan, is verlaten en dat wetgeving op dit terrein in de nabije toekomst valt te verwachten.
4.9
Bij de hiervoor geschetste stand van zaken, waaruit blijkt dat wetgeving in voorbereiding is, lenen de prejudiciële vragen zich niet voor beantwoording. Die beantwoording zou op dit moment de rechtsvormende taak van de Hoge Raad te buiten gaan. Zolang er geen wettelijke regeling is, is het aan de rechter om in elke concrete zaak aan de hand van de aard en inhoud van het verzoek en de verdere omstandigheden van het geval te beslissen, met inbegrip van de mogelijkheid om de beslissing op het verzoek aan te houden.”
2.2.
De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt dat er op dit moment geen wettelijke grondslag voorhanden is om tot toewijzing van het verzoek van [verzoekende partij] te komen. De huidige wetgeving maakt enkel wijziging van de geslachtsaanduiding in de geboorteakte mogelijk van mannelijk naar vrouwelijk en van vrouwelijk naar mannelijk. Daarbij is de persoonlijke beleving van de genderidentiteit leidend, op grond van een overtuiging die als van blijvende aard kan worden beschouwd.
Ontwikkelingen na uitspraak Hoge Raad
2.3.
Na de uitspraak van de Hoge Raad heeft de Raad van State op 6 april 2022, gepubliceerd op 3 juni 2022, advies gegeven over het door Van Ginneken ingediende amendement. De Raad van State heeft daarbij geadviseerd om de invoering van de mogelijkheid tot (wijziging naar) een geslachtsneutrale registratie in een apart wetsvoorstel te vervatten. Van Ginneken heeft daarop laten weten haar amendement in te trekken en een initiatiefwet op te gaan stellen. Het is dan ook onduidelijk hoe het wetgevingsproces zal verlopen en hoe lang het zal duren voordat er een wet op dit gebied in werking treedt. Daarbij komt dat belangenorganisaties als COC en TNN te kennen geven dat non-binaire en andere personen al te lang wachten op een passende registratie, dat ongeveer 4 procent van de Nederlanders zich identificeert als man noch vrouw en dat de groep gebrek aan erkenning en ongemakkelijke situaties ervaart in het dagelijks leven, omdat officiële geslachtsregistratie alleen mogelijk is met een M of V.
2.4.
Inmiddels zijn er, ook na de uitspraak van de Hoge Raad, meerdere uitspraken door verschillende rechtbanken gewezen, waarin, in de lijn met de uitspraak van rechtbank Amsterdam van 21 juli 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:3732) en in lijn met het eerder genoemde amendement van Van Ginneken, het verzoek tot het aanduiden van het geslacht in de geboorteakte met “X” is toegewezen [1] . Enkele rechtbanken overwegen daarbij dat er een ongerechtvaardigd onderscheid wordt gemaakt tussen personen die de overtuiging hebben tot het andere geslacht te behoren en personen die de overtuiging hebben buiten de exclusief mannelijke of vrouwelijke geslachtsaanduiding te vallen (non-binair). De rechtbank Overijssel overweegt dat het individuele belang van de non-binaire persoon zwaarder weegt dan het algemene belang bij handhaving van de huidige wettelijke regeling of het afwachten van de ontwikkelingen in de wetgeving. De rechtbank Rotterdam overweegt dat de maatschappelijke ontwikkelingen en de jurisprudentie op dit gebied sterk in de richting gaan van het voorgestelde wetsontwerp. Dat de non-binaire persoon stelt dat die zich niet identificeert als man of vrouw en het diens wens is dat diens geboorteakte daarmee in overeenstemming wordt gebracht, is voor de rechtbank daarom voldoende om te gelasten dat in diens geboorteakte een geslachtsneutrale vermelding komt te staan. De rechtbank geeft aan daarbij te anticiperen op de wetgeving op dit terrein die in de niet al te verre toekomst valt te verwachten.
De zaak van [verzoekende partij]
2.5.
heeft medegedeeld te wensen dat deze rechtbank een beslissing neemt en de zaak niet zal worden aangehouden. Gelet op al het voorgaande, op de omstandigheid dat de genderidentiteit tot het meest wezenlijke onderdeel van de persoon en het privéleven behoort, het door de wetgever geuite voornemen om te komen tot ‘een’ vorm van genderneutrale registratie, op de omstandigheid dat andere rechtbanken er inmiddels voor hebben gekozen soortgelijke verzoeken ook na de uitspraak van de Hoge Raad toe te wijzen, waardoor in het land rechtsongelijkheid ontstaat als de rechtbank Den Haag ervoor kiest verzoeken als die van [verzoekende partij] bij gebreke van wettelijke grondslag af te wijzen, en [verzoekende partij] dus wordt gedupeerd doordat het verzoek in Den Haag is ingediend, terwijl de ambtenaar zich in dit specifieke geval niet tegen toewijzing van het verzoek verzet, en het verder evenmin wenselijk is om alle zaken die hierover worden ingediend aan te houden tot het onzekere moment dat de wetgever een wettelijke regeling tot stand zal hebben gebracht, neemt de rechtbank Den Haag nu toch ook de ruimte om dit verzoek van [verzoekende partij] (registratie van een X) toe te wijzen. Dit betekent dat het primaire verzoek van [verzoekende partij] zoals hierna vermeld zal worden toegewezen.
Beslissing
De rechtbank:
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand om aan de geboorteakte, ingeschreven in het register van geboorten van de gemeente [gemeente] van het jaar [geboortejaar] met nummer [nummer] , een latere vermelding toe te voegen van de wijziging van het geslacht in die zin dat het geslacht zal zijn: X;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.J. Alt-van Endt, J.C. Sluymer en C.S.F. de Nijs, rechters, bijgestaan door mr. J.H. van Berkel als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 7 juli 2022.

Voetnoten

1.Rechtbank Noord-Holland, 8 februari 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:2040; Rechtbank Gelderland, 8 april 2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:1824; twee uitspraken van de Rechtbank Overijssel van 7 april 2022, ECLI:NL:RBOVE:2022:962 en ECLI:NL:RBOVE:2022:963 en Rechtbank Rotterdam 6 mei 2022, ECLI:NL:RBROT:2022:4326.