In deze zaak heeft Windward Leeward Watersports, Tours & Enterprises N.V., handelende onder de naam Aruba Watersports Center (hierna: WLW), cassatie ingesteld tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba. Het geschil betreft de vraag of WLW door verjaring eigendom heeft verkregen van een perceel overheidsgrond, specifiek een stuk strand. De Hoge Raad heeft op 25 februari 2022 uitspraak gedaan in deze zaak, onder nummer 20/02764.
De Hoge Raad heeft de klachten van WLW over het vonnis van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het vonnis. De Hoge Raad heeft daarbij geen verdere motivering gegeven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft het Land Aruba, als verweerder in cassatie, een verweerschrift ingediend en een voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het incidentele beroep geen behandeling behoeft, gezien de uitkomst van het principale beroep. De Hoge Raad heeft WLW in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die zijn begroot op € 902,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien WLW deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak voldoet.