ECLI:NL:HR:2022:1509
Hoge Raad
- Cassatie in het belang der wet
- Rechtspraak.nl
Cassatie in het belang der wet betreffende onvolkomenheden bij de beëdiging van raadsheren
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 oktober 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure in het belang der wet, ingesteld door de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad. De zaak betreft onvolkomenheden bij de beëdiging van raadsheren en raadsheren-plaatsvervangers bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De Procureur-Generaal heeft cassatie ingesteld omdat bij de beëdiging van een aantal raadsheren gebruik is gemaakt van een formulier dat bestemd is voor rijksambtenaren, in plaats van het juiste formulier voor rechterlijke ambtenaren. Dit heeft geleid tot vragen over de rechtsgeldigheid van de uitspraken die door deze raadsheren zijn gedaan.
Het Gerechtshof had eerder de uitspraak van de Rechtbank vernietigd en de Inspecteur veroordeeld tot een hogere vergoeding voor immateriële schade aan de belanghebbende. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de onvolkomenheden bij de beëdiging niet automatisch leiden tot de vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de beëdiging van de raadsheren, ondanks de onvolkomenheden, niet in strijd is met de wet en dat de rechten van partijen niet zijn geschaad.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft. Dit arrest benadrukt het belang van correcte procedures bij de beëdiging van rechters, maar ook dat niet elke procedurefout automatisch leidt tot nietigheid van de uitspraak.