In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 november 2022 uitspraak gedaan in het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 2 september 2021. Belanghebbende was niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald. De gemachtigde van belanghebbende had het griffierecht, dat op 24 april 2021 was opgelegd, om efficiencyredenen niet voldaan. Ondanks herinneringen en aanmaningen is er geen betaling ontvangen voor de deadline van 21 juni 2021. Tijdens de zitting op 15 september 2022 heeft de gemachtigde van belanghebbende aangevoerd dat de niet-ontvankelijkheid onterecht was, onder andere omdat de raadsheer mogelijk niet correct was beëdigd. Het hof heeft deze stelling verworpen en geoordeeld dat belanghebbende terecht niet-ontvankelijk was verklaard, aangezien het griffierecht niet was voldaan. Het hof heeft het verzet ongegrond verklaard en geen termen aanwezig geacht voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in cassatie te gaan bij de Hoge Raad.