ECLI:NL:HR:2023:509
Hoge Raad
- Herziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om herziening van een eerder arrest van de Hoge Raad inzake erfgenamen
In deze zaak hebben de erfgenamen van [A] te [Z] een verzoek tot herziening ingediend van een eerder arrest van de Hoge Raad der Nederlanden, gedateerd 2 juli 2021, met nummer 20/02453 en ECLI:NL:HR:2021:1047. De Hoge Raad heeft het verzoek om herziening beoordeeld en de procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om een advies uit te brengen over de ontvankelijkheid van het verzoek. Na zorgvuldige overweging is de Hoge Raad tot de conclusie gekomen dat het verzoek om herziening duidelijk niet kan slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten om het verzoek zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals toegestaan onder artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad in deze uitspraak geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 31 maart 2023, en is gewezen door de raadsheer M.W.C. Feteris als voorzitter, samen met de raadsheren E.F. Faase en J.A.R. van Eijsden, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski. Deze uitspraak is relevant voor de rechtspraktijk, vooral in het kader van herzieningsprocedures en de toepassing van de regels omtrent ontvankelijkheid.