ECLI:NL:HR:2021:83

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 januari 2021
Publicatiedatum
19 januari 2021
Zaaknummer
20/02220
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de heffing van precariobelasting door de gemeente Veenendaal en de toepassing van overgangsrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 januari 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Veenendaal tegen [X] B.V. De zaak betreft de heffing van precariobelasting voor het jaar 2016, opgelegd aan belanghebbende voor het hebben van buizen, kabels, draden of leidingen onder, op of boven gemeentegrond. De gemeente Veenendaal had in oktober 2015 een verordening vastgesteld voor de heffing van precariobelasting, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze verordening niet van toepassing was op de aanslag die aan belanghebbende was opgelegd. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden dat de aanslag geen wettelijke grondslag had, omdat de relevante bepalingen van de Gemeentewet per 1 juli 2017 waren gewijzigd. De overgangsregeling die gemeenten in staat stelde om tot 1 januari 2022 precariobelasting te heffen, was in dit geval niet van toepassing, omdat de verordening pas na de relevante datum in werking was getreden. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en veroordeelde het College in de proceskosten van belanghebbende.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer20/02220
Datum22 januari 2021
ARREST
in de zaak van
het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE VEENENDAAL
tegen
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 30 juni 2020, nrs. 19/00607 en 19/00658, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland (nrs. UTR 17/4538 en UTR 18/261) betreffende aan belanghebbende voor het jaar 2016 opgelegde aanslagen in de precariobelasting van de gemeente Veenendaal. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1.Geding in cassatie

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal (hierna: het College) heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de klacht

2.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
2.1.1
De gemeenteraad van de gemeente Veenendaal heeft in oktober 2015 de Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting ter zake van buizen, kabels, draden of leidingen 2016 (hierna: de Vo 2016) vastgesteld. In het lokale weekblad Veenendaalse Krant van 23 december 2015 is meegedeeld dat die verordening is vastgesteld en ter inzage ligt bij de gemeente. De Vo 2016 is op 9 november 2017 (elektronisch) bekendgemaakt in het gemeenteblad.
2.1.2
Aan belanghebbende, een netbeheerder, is op 31 december 2017 een aanslag precariobelasting voor het jaar 2016 opgelegd ter zake van het hebben van buizen, kabels, draden of leidingen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond.
2.2.1
Voor het Hof was onder meer in geschil of de gemeente bevoegd was de aanslag op te leggen.
2.2.2
Het Hof heeft geoordeeld dat de aanslag wettelijke grondslag ontbeert. Sinds 1 juli 2017 [1] bepaalt artikel 228, lid 2, Gemeentewet dat geen belasting wordt geheven ter zake van a) de infrastructuur, bedoeld in artikel 7, derde lid, van de Drinkwaterwet, b) een net als bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998, c) een gastransportnet als bedoeld in artikel 39a van de Gaswet, of d) werken als bedoeld in artikel 38 van de Warmtewet. De daarbij gegeven overgangsregeling [2] bepaalt dat gemeenten waarin op 10 februari 2016 een belastingverordening gold voor het heffen van precariobelasting voor enige openbare werken van algemeen nut, in afwijking van artikel 228, lid 2, Gemeentewet, belasting kunnen blijven heffen tot 1 januari 2022, tot ten hoogste het in die verordening vastgestelde tarief. Deze overgangsregeling is naar het oordeel van het Hof in het onderhavige geval niet van toepassing. De Vo 2016 is op 9 november 2017 gepubliceerd in het elektronisch toegankelijke Gemeenteblad en is op 11 november 2017 in werking getreden. Die Vo 2016 gold dus niet op 10 februari 2016, aldus het Hof.
2.3
Het Hof is er terecht vanuit gegaan dat de per 1 juli 2017 ingevoerde wijziging van artikel 228, lid 2, Gemeentewet directe werking heeft zodat – tenzij de overgangsregeling van toepassing is – na die datum geen precariobelasting geheven kan worden voor de in dat artikellid genoemde voorwerpen, ook niet indien het belastbare feit zich vóór 1 juli 2017 heeft voorgedaan. [3] Eveneens juist is het oordeel van het Hof dat de Vo 2016 nog niet gold op 10 februari 2016 omdat zij pas in werking is getreden op 11 november 2017 na de (elektronische) publicatie in het Gemeenteblad. In deze context wordt volgens het normale spraakgebruik met het woord “gelden” bedoeld ‘van kracht zijn’. Bij gebreke aan een wettelijke definitie of anderszins een aanwijzing van wat in de overgangsregeling met het woord “gold” is bedoeld, is er geen reden hiervan af te wijken. Aangezien de Vo 2016 op 10 februari 2016 nog niet in werking was getreden [4] , was zij op die datum nog niet van kracht en gold zij daarom niet.
2.4
De klacht faalt.

3.Proceskosten

Het College zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart het beroep in cassatie ongegrond, en
- veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal in de kosten van belanghebbende voor het geding in cassatie, vastgesteld op € 1.068 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2021.
Van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal wordt een griffierecht geheven van € 532.

Voetnoten

1.Wet van 22 maart 2017 tot wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet en de Waterschapswet in verband met het beperken van de heffingsbevoegdheid van precariobelasting voor enige openbare werken van algemeen nut (hierna: Wet van 22 maart 2017).
2.Artikel IV, eerste lid, van de Wet van 22 maart 2017.
3.Vgl. HR 24 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:289, rechtsoverwegingen 2.3.2 en 2.3.3.
4.Vgl. HR 24 december 1997, ECLI:NL:HR:1997:AA3356, rechtsoverweging 3.5.