ECLI:NL:HR:2021:83
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de heffing van precariobelasting door de gemeente Veenendaal en de toepassing van overgangsrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 januari 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Veenendaal tegen [X] B.V. De zaak betreft de heffing van precariobelasting voor het jaar 2016, opgelegd aan belanghebbende voor het hebben van buizen, kabels, draden of leidingen onder, op of boven gemeentegrond. De gemeente Veenendaal had in oktober 2015 een verordening vastgesteld voor de heffing van precariobelasting, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze verordening niet van toepassing was op de aanslag die aan belanghebbende was opgelegd. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden dat de aanslag geen wettelijke grondslag had, omdat de relevante bepalingen van de Gemeentewet per 1 juli 2017 waren gewijzigd. De overgangsregeling die gemeenten in staat stelde om tot 1 januari 2022 precariobelasting te heffen, was in dit geval niet van toepassing, omdat de verordening pas na de relevante datum in werking was getreden. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en veroordeelde het College in de proceskosten van belanghebbende.