Uitspraak
Uitspraak
1.Procesverloop
2.Feiten
3.Geschil in hoger beroep
4.Oordeel van het Gerecht
Inhoudelijk
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Inspecteur der belastingen tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarin de aanslag successiebelasting 2014 is vernietigd. De belanghebbende, erfgenaam van de op 1 mei 2014 overleden erflater, ontving een aanslag successiebelasting ter zake van de verkrijging van onroerend goed. De Inspecteur stelde dat de aanslag terecht was opgelegd, maar het Gerecht oordeelde dat de aanslag niet in stand kon blijven omdat de landsverordening successiebelasting per 1 juli 2018 was ingetrokken zonder overgangsrecht. Dit betekende dat er geen wettelijke grondslag meer was voor het opleggen van de aanslag. De Inspecteur ging in hoger beroep, maar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie bevestigde de uitspraak van het Gerecht. Het Hof oordeelde dat de intrekking van de landsverordening onmiddellijke werking had en dat de Inspecteur niet bevoegd was om de aanslag op te leggen. Het hoger beroep van de Inspecteur werd ongegrond verklaard en hij werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de belanghebbende.