gewezen op het beroep in cassatie van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Albrandswaard tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 12 oktober 1995 betreffende na te melden aan X te Z voor het jaar 1994 opgelegde aanslagen in de onroerende-zaakbelastingen van de gemeente Albrandswaard.
l. Aanslagen, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende zijn voor het jaar 1994 wegens het genot krachtens zakelijk recht en het feitelijk gebruik van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als a-straat 1 te Q, op één aanslagbiljet verenigde aanslagen in de onroerende-zaakbelastingen van de gemeente Albrandswaard opgelegd naar een heffingsgrondslag van fl. 195.000, welke aanslagen, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Albrandswaard (hierna: B en W) zijn gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van B en W in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft die uitspraak en de aanslagen vernietigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie B en W hebben tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Advocaat-Generaal Loeb heeft op 28 februari 1997 geconcludeerd tot ambtshalve vernietiging van de uitspraak en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam. Bij brief van de griffier van de Hoge Raad van 1 oktober 1997 zijn inlichtingen gevraagd aan de Gemeentesecretaris van de gemeente Albrandswaard. Deze heeft bij brief van 30 oktober 1997 geantwoord.
3. Beoordeling van het beroep in cassatie 3.1. De in geschil zijnde aanslagen zijn opgelegd op basis van de Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 1994 van de gemeente Albrandswaard (hierna: de Verordening). Het Hof heeft aan de Verordening verbindende kracht ontzegd op de grond dat deze niet is bekendgemaakt op de in artikel 139, lid 2, van de Gemeentewet (hierna: de Wet) voorgeschreven wijze. 3.2. Uit de stukken van het geding, waaronder de onder 2. vermelde briefwisseling met de gemeentesecretaris van de gemeente Albrandswaard, moet worden afgeleid dat de tekst van de Verordening na de vaststelling daarvan is opgenomen in een, van een register voorziene en voor ieder toegankelijke, verzameling van algemeen verbindende voorschriften, dat de tekst van een in die verzameling opgenomen verordening in het algemeen voor een ieder verkrijgbaar is tegen betaling van leges, dat op 17 maart 1994 in de gemeentelijke voorlichtingsrubriek in een binnen de gemeente verspreid huis-aan-huisblad de enkele mededeling is gedaan "dat de Kroon de verordening heffing en invordering van de onroerende zaakbelasting (o.z.b.), zoals deze geldt per 1 januari 1994, heeft goedgekeurd (KB 24 februari 1994, nr. 94.001534)", dat omtrent het bestaan en/of de inhoud van de Verordening geen andere mededelingen aan de burgers zijn gedaan, en dat, hoewel in het algemeen door die gemeente in die rubriek ook wordt vermeld dat een nieuwe verordening voor een ieder kosteloos ter inzage ligt in het gemeentehuis, een zodanige vermelding met betrekking tot de Verordening niet heeft plaatsgevonden. 3.3. Het wetsontwerp dat tot het tegenwoordige artikel 139 van de Gemeentewet heeft geleid, voorzag aanvankelijk alleen in bekendmaking door plaatsing in het gemeenteblad. Omdat het begrip gemeenteblad, aldus de regering in de Memorie van antwoord, "dwingender (werd) geïnterpreteerd dan in onze bedoeling ligt", vervolgens besloten "het bepaalde in het tweede lid ruimer te formuleren", waarna de tekst van het tweede lid volgt zoals dat nu is geformuleerd. Vervolgens wordt gewezen op: "de zeer verschillende uitvoeringen die het ruim gestelde voorschrift mogelijk maakt. Het moet een soort naslagwerk zijn van de (...) besluiten, die algemeen verbindende regels inhouden. (...) een toegankelijke compilatie van haar algemeen verbindende regels. Wij hopen dat na deze uiteenzetting nog iets duidelijker is geworden dat ook wij de gemeenten in dit opzicht veel vrijheid willen laten. Wij achten het echter noodzakelijk dat in de wet een bepaling is opgenomen die voorkomt dat kan worden volstaan met interne publicaties die ingevolge de [Wet openbaarheid van bestuur] (...) van geval tot geval zouden moeten worden opgevraagd". (Kamerstukken II, 1986/87, 19403, nr. 10, blz. 197). 3.4 Gelet op de in 3.2 als laatste vermelde omstandigheid kan, in het licht van de uit de wetsgeschiedenis blijkende bedoeling van de wetgever, niet worden gezegd dat de Verordening is bekendgemaakt op de door de Wet voorgeschreven wijze. Het oordeel van het Hof is derhalve, wat er zij van de daarvoor gebezigde gronden, juist. 3.5 Dat ten tijde van het opleggen van de onderwerpelijke aanslagen de Verordening onverbindend was, houdt in dat ook artikel 14, lid 1, daarvan, waarin is bepaald dat de "Verordening onroerende- zaakbelastingen 1992" van 7/10 oktober 1991 wordt ingetrokken, nog niet in werking was getreden. Het Hof heeft echter de aanslagen vernietigd zonder ervan blijk te hebben gegeven te hebben onderzocht of die aanslagen kunnen steunen op een eerdere verordening (vgl. HR 15 juli 1987, nr. 24801, BNB 1987/270). Aldus is 's Hofs beslissing niet naar de eis der wet met redenen omkleed, zodat zijn uitspraak niet in stand kan blijven. Verwijzing moet volgen.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5.Beslissing De Hoge Raad: - vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht; en - verwijst het geding naar het Gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak in meervoudige kamer met inachtneming van dit arrest. Dit arrest is op 24 december 1997 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond, Pos, Beukenhorst en Monné, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Reijngoud, en op die datum in het openbaar uitgesproken.Nr. 31643 Mr Loeb
Derde Kamer B Conclusie inzake:
Onroerende zaakbelastingen Burgemeester en wethouders van de 1994 gemeente Albrandswaard
Parket, 28 februari 1997 tegen
X