ECLI:NL:HR:2021:1961

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 december 2021
Publicatiedatum
23 december 2021
Zaaknummer
20/03888
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak over vermakelijkhedenretributie door gemeente Beverwijk

In deze zaak heeft het Dagelijks Bestuur van Cocensus, vertegenwoordigd door [P], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 20 oktober 2020, nr. 19/00534. Dit hoger beroep was gericht tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 18/2468) betreffende een aan belanghebbende, de Beverwijkse Bazaar BV, opgelegde aanslag in de vermakelijkhedenretributie voor het jaar 2012. De Hoge Raad heeft op 24 december 2021 het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarbij de klacht van het Dagelijks Bestuur van Cocensus faalde op de gronden die zijn vermeld in het arrest met nummer 20/03886 (ECLI:NL:HR:2021:1846). De Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman had eerder geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie. De Hoge Raad heeft tevens bepaald dat het Dagelijks Bestuur van Cocensus in de proceskosten van belanghebbende wordt veroordeeld, vastgesteld op € 2.244 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de overige raadsheren op dezelfde datum.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer20/03888
Datum24 december 2021
ARREST
in de zaak van
het DAGELIJKS BESTUUR VAN COCENSUS te HOOFDDORP
tegen
de BEVERWIJKSE BAZAAR BV te BEVERWIJK (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 20 oktober 2020, nr. 19/00534 [1] , op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 18/2468) betreffende een aan belanghebbende voor het jaar 2012 opgelegde aanslag in de vermakelijkhedenretributie van de gemeente Beverwijk.

1.Geding in cassatie

Het Dagelijks Bestuur van Cocensus, vertegenwoordigd door [P], heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende, vertegenwoordigd door J. van Dijk, heeft een verweerschrift ingediend.
Het Dagelijks Bestuur van Cocensus heeft een conclusie van repliek ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van dupliek ingediend.
De Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman heeft op 26 oktober 2021 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie. [2]
Het Dagelijks Bestuur van Cocensus heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van de klacht

De klacht faalt op de gronden die zijn vermeld in het heden uitgesproken arrest met nummer 20/03886 (ECLI:NL:HR:2021:1846) waarvan een kopie aan dit arrest is gehecht.

3.Proceskosten

Het Dagelijks Bestuur van Cocensus zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaak met nummer 20/03886 met deze zaak samenhangt in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart het beroep in cassatie ongegrond, en
- veroordeelt het Dagelijks Bestuur van Cocensus in de kosten van belanghebbende voor het geding in cassatie, vastgesteld op de helft van € 4.488, derhalve € 2.244, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel, A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, M.T. Boerlage en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 24 december 2021.
Van het Dagelijks Bestuur van Cocensus wordt een griffierecht geheven van € 532.