ECLI:NL:HR:2021:1846
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de kwalificatie van de Beverwijkse Bazaar als vermakelijkheid in het kader van de vermakelijkhedenretributie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 december 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door het Dagelijks Bestuur van Cocensus tegen de Beverwijkse Bazaar BV. De zaak betreft de kwalificatie van de Beverwijkse Bazaar als vermakelijkheid in het kader van de vermakelijkhedenretributie, opgelegd door de gemeente Beverwijk voor het jaar 2016. De Beverwijkse Bazaar, een grotendeels overdekt winkelcentrum, biedt gelegenheid tot winkelen en het nuttigen van voedsel, maar de vraag was of deze activiteiten ook als 'vermakelijkheden' kunnen worden aangemerkt volgens de Gemeentewet.
Het Gerechtshof Amsterdam had eerder geoordeeld dat het enkel bieden van gelegenheid om te winkelen en voedsel te nuttigen niet kwalificeert als het geven van vermakelijkheden. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk had gemaakt dat de Beverwijkse Bazaar in 2016 activiteiten organiseerde die als vermakelijkheid konden worden gekwalificeerd. De activiteiten die door huurders werden georganiseerd, zoals ponyrijden en kermisattracties, waren volgens het Hof te beperkt in omvang om de Beverwijkse Bazaar als geheel als vermakelijkheid te kwalificeren.
In cassatie heeft de Hoge Raad het oordeel van het Hof bevestigd. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof het begrip 'vermakelijkheid' niet te beperkt had uitgelegd en dat de activiteiten van de Beverwijkse Bazaar niet voldeden aan de criteria voor het geven van vermakelijkheden. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en veroordeelde het Dagelijks Bestuur van Cocensus in de proceskosten van de belanghebbende.