Aan die beslissingen heeft het hof in zijn eindbeschikking – voor zover in cassatie van belang – het volgende ten grondslag gelegd.
Omdat Rancho veel kavels en veel braakliggende grond heeft, kan de rechter bij de toepassing van de art. 3:200a-200h BWC ruimhartig zijn, en ook personen als gebruiker aanmerken die op een of andere wijze een band hebben met Rancho, zonder daadwerkelijk gebruik. (rov. 3.2)
In Rancho speelt de afstamming van de oorspronkelijke eigenaar geen rol. Niemand heeft gesteld familielid van Wawoe te zijn. Het hof zal art. 3:200b lid 3 BWC, naar analogie van art. 3:200b lid 3 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BWA), aldus toepassen dat in een voorkomend geval de band met Rancho beslissend is, ook al is van mogelijk deelgenootschap geen sprake. (rov. 3.3 en 3.4)
Het hof zal de eigendom van de grond in Rancho – behoudens verkrijgende verjaring – toekennen aan het Land, aangezien alleen het Land in staat is de grond te ontwikkelen met de miljoenenuitgaven die daarvoor nodig zijn. Bovendien willen (of kunnen) bijna alle belanghebbenden erfpacht verkrijgen, waarvoor nodig is dat het Land eigenaar is. Het hof ziet geen reële mogelijkheid om, in plaats van aan het Land, de eigendom van Rancho toe te kennen aan een stichting die vervolgens tot ontwikkeling en uitgifte verplicht zal zijn. (rov. 3.5 en 3.6)
De toekenning in eigendom aan gebruikers (art. 3:200a lid 1 BWC) speelt in dit geval geen rol. Bij grote bewoonde stukken grond die moeten worden ontwikkeld, ligt toepassing van art. 3:200d BWC meer in de rede. Wel kunnen gebruikers later, bij uitgifte door het Land ingevolge art. 3:200e lid 2 BWC, in beginsel eigenaar worden. (rov. 3.7)
De regeling ter zake van de langdurig onverdeeld gebleven gemeenschappen heeft het karakter van sociale wetgeving. De regeling is gericht op uitgifte aan gebruikers. Het Land heeft in 2012 een verkavelingsplan opgesteld, welk plan uitgaat van 165 kavels. Het hof heeft geen bedenkingen tegen dit verkavelingsplan. Het Land is bereid ongeveer NAf 7,5 miljoen uit te geven aan de ontwikkeling van Rancho “voor zover dit redelijk is” (art. 3:200e lid 1 BWC). Het hof vertrouwt erop dat dit ook gebeurt. De kavels zijn ongeveer 500 m2 groot, wat voldoende is voor een woning met omringende tuin (kavels voor volkswoningen zijn ongeveer 300 m2). Aan sommige gebruikers is bij uitzondering meer dan één kavel toegekend, mits aangrenzend. Aan het Land moet worden overgelaten of er publieke ruimte wordt gecreëerd en of land- en tuinbouw wordt toegestaan. (rov. 3.8-3.10)
Het hof zal de eigendom aan het Land toekennen, maar wel, voor zover mogelijk in deze procedure, gebruikers aanwijzen. (rov. 3.11)
Vervolgens moet het Land, na ontwikkeling van de grond, ingevolge art. 3:200e lid 2, eerste zin, BWC de grond uitgeven aan de gebruikers, afhankelijk van wat in het gegeven geval redelijk en mogelijk is. De wet schrijft niet voor dat deze gebruikers door de rechter zijn aangewezen. Het hof heeft wel een groot aantal gebruikers aangewezen, overeenkomstig de wens van partijen, maar niet noodzakelijkerwijs alle. Indien na afloop van deze procedure iemand zich meldt, en stelt en eventueel bewijst ‘gebruiker’ te zijn, zal het Land die stelling moeten honoreren, afhankelijk van wat in het gegeven geval redelijk en mogelijk is. Het Land kan de in deze beschikking aangereikte criteria benutten. In elk geval is het Land gebonden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. (rov. 3.12)
Na ontwikkeling van de grond zal het Land de kavels aan de door het hof aangewezen gebruikers moeten uitgeven in eigendom, erfpacht of huur (art. 3:200e lid 2, eerste zin, BWC), mits de gebruiker de koopsom, canon of huurprijs (al dan niet met subsidie) kan betalen. Hierbij kan het Land een non-speculatiebeding hanteren (art. 3:200e lid 2, tweede zin, BWC). De door het Land gemaakte kosten kunnen worden ‘terugverdiend’ uit de verkoopprijzen, erfpachtcanons en huursommen. (rov. 3.15 en 3.16)
De door het hof aangewezen gebruikers komen in beginsel in aanmerking om de kavel toegewezen te krijgen, maar volstrekt zeker is dat niet. (rov. 3.17)
Het Land kan zich bij de uitgifte, bedoeld in art. 3:200e lid 2 BWC, in redelijkheid op het standpunt stellen, in elk geval als het gaat om een braakliggende kavel, dat in beginsel de gebruiker zelf ter plaatse moet gaan wonen. (rov. 3.19)
Wat betreft de woningen die moeten wijken voor de geprojecteerde weg, is het wel redelijk dat per huis een persoon wordt aangewezen die een andere kavel dient te krijgen. (rov. 3.21)
Ten aanzien van kavels waarvoor het hof geen gebruiker heeft aangewezen (en ten aanzien waarvan nadien niemand bewijst gebruiker te zijn) is het Land in beginsel vrij in de uitgifte (van erfpacht). Wel moet een aantal kavels gereserveerd blijven voor degenen die moeten wijken voor de geprojecteerde weg. Het Land is gebonden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Het Land kan bij de uitgifte aan niet-gebruikers wel rekening houden met onder andere geboorte in Rancho en familiebanden met bewoners in Rancho. (rov. 3.23)
Om binnen redelijke termijn tot een eindbeschikking te komen, zijn in het onderhavige geval, met 165 kavels, mede gelet op de aard van de procedure, aan het bewijs gebruiker te zijn geen hoge eisen gesteld. Het gaat om sociale wetgeving. Dat een gebruiker een betrekkelijk groot terrein gebruikte, geeft niet zonder meer recht op toekenning van dat grote terrein. Denkbaar is dat een persoon op verschillende plaatsen van Rancho een kavel in gebruik heeft. Die persoon zal dan moeten kiezen welke kavel hij of zij toegescheiden wil krijgen. In een enkel geval zijn aan een gebruiker twee of meer aangrenzende kavels toegewezen. (rov. 3.24-3.27)
Woont men tien jaren of langer op de kavel, dan is men zonder twijfel gebruiker en wordt men als zodanig door de rechter aangewezen (art. 3:200b lid 1, eerste zin, BWC). Hetzelfde geldt als men een woning tien jaren heeft verhuurd. Woont men minder dan tien jaren op de kavel, dan wordt men in deze zaak in beginsel ook als gebruiker aangewezen (art. 3:200b lid 1, tweede zin, BWC). Hetzelfde geldt als men een woning verhuurt. (rov. 3.28 en 3.29)
Voor kavels in Rancho waarop een woning staat, heeft het hof in deze zaak altijd een gebruiker aangewezen. (rov. 3.30-3.33)
Het Land heeft aandacht gevraagd voor personen die elders, soms in Nederland, wonen of een woning in Rancho verhuren. Een verhuurder geldt als gebruiker (art. 3:200b lid 2, tweede zin, BWC). Wat de overige personen betreft, is denkbaar dat zij later, ten tijde van de uitgifte, in Rancho, waarmee zij een band hebben, willen komen bouwen en wonen. Ten tijde van de uitgifte zal men moeten voldoen aan allerlei eisen, hetgeen ertoe kan leiden dat men moet remigreren. Het Land kan anti-speculatiebedingen hanteren bij de uitgifte. (rov. 3.35)
Ten aanzien van de geprojecteerde weg gaat het om gereserveerd terrein als bedoeld in art. 14 van het Eilandelijk Ontwikkelingsplan. Voor de desbetreffende kavels worden door het hof geen gebruikers aangewezen; de kavels blijven gereserveerd. Wel zal het hof de personen aanwijzen die recht hebben op toekenning van erfpacht (of een ander recht) op een andere kavel waarvoor geen gebruiker is aangewezen. Voorts hebben zij mogelijkerwijs recht op planschade of nadeelcompensatie. Aan de aangewezen personen en het Land wordt overgelaten afspraken te maken of de aangewezen personen ter plaatse blijven wonen zolang de weg niet wordt aangelegd (met een bruikleen- of huurcontract) of dat zij verhuizen naar de nieuwe kavels (in eigendom, erfpacht of huur). (rov. 3.37 en 3.38)
Art. 3:200a lid 5 BWC is in werking getreden per 1 april 2007, met onmiddellijke werking en zonder terugwerkende kracht. Bij ontbreken van goede trouw (art. 3:105 BWC) zullen bezitsdaden van na 1 april 1987 wel onder het bereik vallen van deze bepaling. (rov. 3.39)
Uit eerdere rechtspraak van het hof moet worden afgeleid dat wie welbewust (een deel van) een langdurig onverdeelde boedel in gebruik neemt, in beginsel naar verkeersopvattingen (art. 3:108 BWC) geldt als houder voor de boedel. Wanneer men heeft aangevangen krachtens een rechtsverhouding voor de eigenaar te houden, gaat men daarmee onder dezelfde titel voort, zolang niet blijkt dat hierin verandering is gebracht, hetzij ten gevolge van een handeling van de eigenaar, hetzij ten gevolge van een tegenspraak van diens recht (art. 3:111 BWC). Gelet hierop is het louter bouwen op Rancho geen bezitsdaad of tegenspraak van het recht van de eigenaar. Voor het enkel doen opmaken van een meetbrief geldt hetzelfde. Men blijft houder voor de boedel. Inschrijving in de openbare registers van een verjaring kan echter wel gelden als bezitsdaad. Na de inschrijving van de verjaring als bezitsdaad begint de verjaringstermijn, die voor bezitters die niet te goeder trouw zijn twintig jaren is. Een enkele inschrijving van de verjaring in 1993 of in 1995 zal onvoldoende zijn, aangezien in 2013 of 2015 de verjaring al gestuit was door het Land. Bovendien is per 1 april 2007 art. 3:200a lid 5 BWC in werking getreden. Wie door verjaring eigenaar is geworden, deelt niet mee in de kosten van ontwikkeling. (rov. 3.40-3.44)