ECLI:NL:HR:2020:1600
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J. Koopman
- J.A.C.A. Overgaauw
- M.A. Fierstra
- A.F.M.Q. Beukers-van Dooren
- P.A.G.M. Cools
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslag in het recht van schenking en de toepassing van de standstillbepaling van het VWEU
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 oktober 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over een navorderingsaanslag in het recht van schenking. De belanghebbende, een persoon die in Zwitserland een bankrekening had geopend met geschonken geld van zijn vader, had geen aangifte gedaan van deze schenking. Na het overlijden van de vader in 2005, heeft de belanghebbende in 2015 de Inspecteur geïnformeerd over de bankrekening. De Inspecteur legde daarop een navorderingsaanslag op, waarbij de verlengde navorderingstermijn van toepassing was. De belanghebbende ging in beroep tegen deze aanslag, maar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelde dat de aanslag terecht was opgelegd.
In cassatie heeft de Hoge Raad de beoordeling van de middelen van de belanghebbende overwogen. De belanghebbende betoogde dat de navorderingsaanslag niet terecht was opgelegd en dat de standstillbepaling van artikel 64 VWEU niet van toepassing was op de schenking. De Hoge Raad oordeelde dat de navorderingsaanslag niet in strijd was met het vrije kapitaalverkeer en dat de standstillbepaling niet relevant was voor de beslissing. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat dit verzoek niet eerder was gedaan.
De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de toepassing van de verlengde navorderingstermijn in gevallen van grensoverschrijdende financiële diensten en verduidelijkt de reikwijdte van de standstillbepaling in het kader van het Europese recht.