In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 november 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft een navorderingsaanslag in het recht van schenking die door de Inspecteur, Belastingdienst/Kantoor Eindhoven, is opgelegd op 15 september 2015. De navorderingsaanslag was gebaseerd op een schenking van ƒ 1.093.771 die in 1998 had plaatsgevonden, maar waarover geen aangifte was gedaan. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Het Hof heeft vastgesteld dat de schenking in 1998 heeft plaatsgevonden en dat de Inspecteur terecht de navorderingsaanslag heeft opgelegd. Belanghebbende betoogde dat de navordering niet meer mogelijk was vanwege het verstrijken van de twaalfjaarstermijn, maar het Hof oordeelde dat deze termijn pas ingaat na de inschrijving van de akte van overlijden van de schenker. De Inspecteur had de navorderingsaanslag binnen de wettelijke termijn opgelegd, waardoor het Hof de uitspraak van de rechtbank heeft bevestigd. Het Hof heeft ook de argumenten van belanghebbende over het legaliteitsbeginsel, artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, en het gelijkheidsbeginsel verworpen. De conclusie was dat de navorderingsaanslag terecht was opgelegd en dat er geen aanleiding was voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.