7.1.3De door het hof vastgestelde feiten
1. Op grond van het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep stelt het hof het volgende vast, waarbij het hof de volgorde van de tenlastelegging volgt.
Onderdelen 1. A, B, C en G van de tenlastelegging
2. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij in Syrië is geweest en in december 2013 in Nederland is teruggekeerd. Hij wilde vervolgens met medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) met de auto afreizen naar Syrië. De verdachte wilde zich daar vestigen. [medeverdachte] wilde ook afreizen naar Syrië en heeft de verdachte gevraagd daarover mee te denken. Zowel de verdachte als [medeverdachte] spraken versluierd over hun uitreisplannen.
3. Op 5 april 2014 heeft de verdachte WhatsApp contact met ' [betrokkene 4] ', die gebruik maakt van een Syrisch telefoonnummer, over de te volgen route. In september en oktober 2014 heeft de verdachte via Skype of Facebook daarover contact met [betrokkene 1] , die zich van de skypenaam ' […] ' bediende. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij aan [betrokkene 1] - die op dat moment in Syrië deelnam aan de gewapende strijd aan de zijde van ISIS - naar routes heeft gevraagd van Nederland naar Turkije. [betrokkene 1] gaf de verdachte opties. Volgens de verdachte is het voor een moslimman gemakkelijk om Syrië binnen te komen.
4. De verdachte wilde vervolgens gaan naar een gebied van Jabhat al-Nusra, gelegen rond Aleppo (Kaffr Hamra) en Atme (beide in het Noord-Westen van Syrië). Uit de kennisbijlage 140a van dr. Jolen volgt verder dat de door de verdachte aangeduide plaatsen in Syrië na juli 2014 strijdgebied waren. Jabhat al-Nusra concentreerde zich toen op het verkrijgen van de controle op het Turks-Syrisch grensgebied in het Noord-Westen van Syrië. Zo boekte Jabhat al-Nusra in oktober 2014 militaire successen in de provincie Idlib, waarin ook Atme ligt. Dit vindt ook bevestiging in de verklaring van de verdachte dat [betrokkene 4] zich bevond in een gebied waar bombardementen plaatsvonden en dat [betrokkene 4] wilde dat de verdachte - die in november 2013 al in Kaffr Hamra in Noord West Syrië was geweest - terug zou keren.
5. In chatverkeer op 30 juli 2014 tussen de verdachte en een vermoedelijk in Syrië verblijvend persoon met een Syrisch telefoonnummer vraagt de verdachte hoe het leven daar is en of er nog een nieuw front geopend wordt. De ander laat de verdachte weten dat hij gemist wordt en doet vervolgens kort verslag van de ontwikkelingen van de strijd in Syrië.
6. Verder blijkt uit een chat van 12 oktober 2014 met [betrokkene 1] dat hij de verdachte adviseert via Griekenland te reizen en Syriër te spelen en in het Arabisch te zeggen dat hij naar Syrië wil gaan. De verdachte heeft verklaard dat hij in Arnhem aan Arabische lessen heeft deelgenomen omdat dat handig is als je naar Syrië gaat. In dezelfde chat zegt de verdachte dat hij naar Jabhat al-Nusra gaat. Op 30 mei 2013 was Jabhat al-Nusra op de VN sanctielijst geplaatst.
7. [medeverdachte] - met wie de verdachte naar Syrië zou reizen - heeft tegenover [betrokkene 5] op 7 september 2014 verklaard dat hij zich gaat aansluiten "daar", waarop [betrokkene 5] antwoordt dat hij zich gaat aansluiten "bij hun", waarop [medeverdachte] zegt: "dan zie ik je op het slagveld, we ontmoeten elkaar."
Onderdelen 1. D en E van de tenlastelegging
8. [medeverdachte] beschikte op 30 oktober 2014 over een lijst met 'tien (10) punten van waaraan te houden'. Daarop staan onder meer de punten: 1. Spreek met niemand via social media als die persoon in Syrië is; 2. Bespreek dit niet met zelfs jouw dichtstbijzijnde vrienden of familie. 3. Iedereen is hierover op de hoogte dus haast je met het oversteken van de grens. 4. Eet zoveel je kunt (...). (...). 8. Doe een medische test voordat je hier komt. (...). 9. Maak veel gebeden????. 10. Doe het alleen in de naam van Allah!
9. Tussen [medeverdachte] en de verdachte vonden WhatsApp-gesprekken plaats op onder andere 30 augustus 2014 waarin gesproken wordt over "een boodschappenlijst". [medeverdachte] ontvangt vervolgens op 3 oktober 2014 via WhatsApp van de verdachte een bestand. Dit betreft een afbeelding van de boodschappenlijst waarop staat: facebook aanmaken, skype aanmaken, WhatsApp hebben, paspoort/ID kaart verlengen opnieuw aanvragen als smoes gestolen/kwijt, uitschrijven bij gemeente "studeren bij familie of zo", ziekenfonds en die dingen stopzetten, diarree-pillen meenemen, stevige winterjas, boots, broeken, smartphone, ibuprofen, paracetamol, Nivea crème, thermokleding, veel geld.
10. Het hof stelt vast dat de genoemde '10 punten' en 'boodschappenlijst' betrekkingen hebben op aanwijzingen en dingen die te doen staan alvorens af te reizen naar Syrië en/of Irak met het oog op het zich aansluiten bij de gewapende strijd.
11. Op de bij de doorzoeking van de woning van [medeverdachte] in beslag genomen mobiele telefoon IPhone 5C wordt aangetroffen een hadieth, een overlevering met regels voor oorlogsvoering, opgesteld door Abu Bakr, de eerste kalief.
12. De verdachte is op 25 november 2014 aangehouden.
Onderdelen 2. A en B van de tenlastelegging
13. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij voor [betrokkene 3] ten behoeve van zijn reis naar Syrië heeft bemiddeld. Hij heeft gesteld dat [betrokkene 3] wist dat hij in Syrië was geweest en hem vroeg om hem in contact te brengen met mensen in Syrië, zodat hij naar het gebied van IS zou kunnen komen. De verdachte zou hebben aangegeven dat hij iemand kende, te weten [betrokkene 1] , een goede vriend uit Arnhem, die in Syrië bij IS zit.
14. Tussen 30 september en 24 oktober 2014 voert de verdachte, gebruik makend van de naam ' […] ' via Facebook chatgesprekken met [betrokkene 1] . Op 30 september 2014 geeft de verdachte te kennen dat "een broeder met vakantie wil". [betrokkene 1] geeft aan dat deze broeder, wanneer hij arriveert in Kasienteb, met hem contact moet zoeken via Facebook. Het hof begrijpt dat met Kasienteb wordt bedoeld de stad Gazientep/Gaziantep, een stad in Zuid-Oost Turkije dichtbij de Syrische grens. Op 21 oktober 2014 zegt de verdachte dat het om [betrokkene 3] gaat, een "1.90m grote jonge kast, Somal". [betrokkene 1] geeft aan dat hij hem teskiaa wil geven.
15. Uit het dossier blijkt dat [betrokkene 6] op zaterdag 18 oktober 2014 een melding van vermissing heeft gedaan van haar zoon [betrokkene 3] , geboren [geboortedatum] -1987 te [geboorteplaats] . Volgens de gemeentelijke basisadministratie is het laatste paspoort van [betrokkene 3] afgegeven te Arnhem op 15-01-2014 en blijkt uit dit paspoort dat hij 1.88 m lang is.
16. Op 19 oktober 2014 vindt er een gesprek plaats tussen de verdachte en [betrokkene 1] , waarin deze laatste zegt dat "soma" niet online is. De verdachte reageert door te zeggen dat "hij er al bijna is", via " [betrokkene 2] , die hem gaat helpen over te steken". [betrokkene 1] zegt dat hij de broeder (Soma) gaat proberen te bereiken in Jarabulus. Het hof begrijpt dat het gaat om Jarabulus, een stad gelegen in Syrië aan de Turkse grens op ongeveer 90 kilometer van Gazienteb.
17. Ter terechtzitting in hoger beroep verklaart de verdachte over het gesprek met [betrokkene 1] van 21 oktober 2014 dat [betrokkene 1] bereid was [betrokkene 3] teskiaa te geven. Dat betekent dat hij garant voor hem wilde staan. Door garant te staan kon iemand in het gebied komen zonder een procedure te ondergaan. De verdachte verklaart eveneens dat hij [betrokkene 2] had gevraagd [betrokkene 3] te helpen, indien [betrokkene 1] hem niet kon helpen. Uit een chatgesprek tussen de verdachte en [betrokkene 2] van 17 oktober 2014 antwoordt de verdachte desgevraagd dat [betrokkene 3] zich wil aansluiten bij IS ("Ja bij IS"). Op de computer van de verdachte is een afbeelding (screenshot) van een kranten artikel aangetroffen, dat als kop heeft: " [betrokkene 2] ronselt moslimjongeren voor ISIS".
(...)
Bespreking van het verweer van de verdachte inzake het alternatief scenario met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde
20. De verdachte heeft aangevoerd dat hij naar het gebied van Jabhat al-Nusra in Syrië wilde reizen om een transportonderneming op terzetten. Daartoe zou de verdachte eerst enquêtes afnemen om er achter te komen wat het aanbod en de vraag was en welke prijzen hij zou kunnen vragen.
21. Het hof stelt voorop dat het dossier (bijvoorbeeld afgeluisterde telefoongesprekken of chats) geen aanknopingspunten voor de juistheid van het scenario van de verdachte biedt. De verdachte heeft zijn voornemen om aldaar een transportbedrijf op te zetten ook desgevraagd ter terechtzitting in hoger beroep geen handen en voeten gegeven.
22. Uit de ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring van de deskundige Weggemans leidt het hof af dat het hoogst onwaarschijnlijk - maar niet uitgesloten - is dat men in het gebied van Jabhat al-Nusra civiele functies kan uitoefenen zonder je daadwerkelijk aan te sluiten. Hij acht het onwaarschijnlijk dat iemand naar Jabhat al-Nusra gebied gaat om iets anders te doen dan strijden, maar het is niet uitgesloten. De kans is volgens de deskundige groot dat je bij de strijd betrokken raakt. Dat is naar het oordeel van het hof eens te meer aannemelijk nu het hiervoor uit de bewijsmiddelen afleidt dat de verdachte naar het strijdgebied van Jabhat al-Nusra in Syrië wilde vertrekken.
23. Bij die stand van zaken acht het hof het alternatieve scenario, dat de verdachte eerst marktonderzoek ter plaatse zou verrichten en vervolgens een transportonderneming zou opzetten, niet aannemelijk geworden. Het had op de weg van de verdachte gelegen concretere aanknopingspunten hierover te verschaffen. Ten slotte neemt het hof in aanmerking dat de verdachte op 25 november 2014 is aangehouden, vervolgens is verhoord en hoofdzakelijk heeft gezwegen, maar pas op 12 mei 2015 heeft verklaard dat hij in Syrië "samen met [betrokkene 7] , die net is omgekomen bij een bombardement," een transportonderneming wilde opzetten in het vervoeren van mensen en aardappelen, groenten en fruit. Ter terechtzitting van 14 februari 2016 heeft de verdachte aangevoerd dat hij in gebied dat in handen was van Jabhat al-Nusra een transportbedrijfje wilde opzetten.
7.1.4.Overwegingen van het hof met betrekking tot de tenlastelegging ten aanzien van de feiten 1 en 2 in relatie tot art. 96, lid 2, Sr
7.1.4.1 Oogmerk en concretisering
1. Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde feit leidt het hof uit de vastgestelde feiten met betrekking tot de gedragingen van de verdachte af dat hij samen met [medeverdachte] wilde afreizen naar Syrië en zich wilde aansluiten bij Jabhat al-Nusra.
2. Ten aanzien van het onder 2 primair I ten laste gelegde feit leidt het hof uit de vastgestelde feiten met betrekking tot de gedragingen van de verdachte af dat hij [betrokkene 1] en [betrokkene 2] heeft trachten te bewegen behulpzaam te zijn en om gelegenheid of inlichtingen te verschaffen om [betrokkene 3] te helpen bij zijn aansluiting bij IS na zijn uitreis vanuit Nederland naar Syrië.
3. Het oogmerk om een van de terroristische misdrijven voor te bereiden volgt uit deze vaststellingen, aangezien deelname aan de gewapende strijd in Syrië aan de zijde van deze strijdgroepen altijd het plegen van terroristische misdrijven inhoudt.
4. Uit de vooropstelling van het hof zoals hiervoor in hoofdstuk 6 is vermeld volgt dat in de gewapende strijd dagelijks - samengevat weergegeven - wordt gemoord, brand wordt gesticht en explosies teweeg worden gebracht. De beoogde aansluiting van de verdachte, [medeverdachte] en [betrokkene 3] bij de gewapende strijd levert aldus een voldoende nadere bepaling op van de in de artikelen 157 juncto 176b en/of 289(a) en/of 288a Sr beschreven terroristische misdrijven."