Het hof heeft daartoe in zijn arrest, voor zover in cassatie van belang, als volgt overwogen.
Het hof is van oordeel dat in het geval van de Parochie sprake is van bedrijfsuitoefening in de zin van art. 7:658 lid 4 BW. De Parochie kent een duidelijke structuur. Er is een zekere gezagsverhouding binnen de klusgroep. De klusgroep is door de Parochie opgericht. De klusgroep komt eenmaal per maand bijeen. Van deze bijeenkomsten worden verslagen gemaakt die naar het parochiebestuur worden gestuurd. Materialen worden in overleg met de penningmeester aangeschaft en het functioneren van de klusgroep is in diverse besprekingen van het parochiebestuur aan de orde geweest. De Parochie heeft erkend dat zij inkomsten genereert door het verlenen van diensten en het verhuren van onroerende zaken.
De Parochie heeft enkele werknemers in dienst. (rov. 5.7)
Voor het antwoord op de vraag of de werkzaamheden van [verweerder] binnen de uitoefening van het bedrijf van de Parochie vallen, is van belang of die werkzaamheden in opdracht van de Parochie zijn verricht, feitelijk tot haar bedrijfsuitoefening behoorden alsmede dat zij die werkzaamheden ook door eigen werknemers had kunnen laten verrichten.
Het hof gaat ervan uit dat de werkzaamheden die [verweerder] verrichtte, met medeweten en goedkeuring van de Parochie plaatsvonden (dit is niet weersproken), zodat kan worden gesproken van een door de Parochie verleende (impliciete) opdracht. Dat de door [verweerder] verrichte werkzaamheden feitelijk tot de bedrijfsuitoefening van de Parochie behoorden, blijkt ook hieruit dat de Parochie verantwoordelijk is voor het beheer en het onderhoud van het kerkgebouw en het kerkhof.
Over het laatstgenoemde vereiste overweegt het hof dat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het moet gaan om werkzaamheden die de “werkverschaffer” in het kader van de uitoefening van zijn bedrijf ook door eigen werknemers had kunnen laten verrichten (Kamerstukken II, 1998/99, 26 257, nr.7, p. 15). Bepalend is derhalve dat werkzaamheden ook door eigen werknemers zouden kunnen worden verricht. Of werknemers in de Parochie zijn aan te wijzen die dezelfde werkzaamheden verrichten, is dan minder van belang. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de Parochie ervoor heeft gekozen om dit soort werkzaamheden door vrijwilligers te laten uitvoeren waardoor zij personeelskosten kan besparen. (rov. 5.8)