Uitspraak
[appellant],
Current,
1.De verdere procedure bij het hof
2.Waar gaat het in deze zaak om?2.1 [appellant] was in dienst bij Dcd dienstverlening (hierna: Dcd). Dcd heeft in opdracht van Current graafwerkzaamheden verricht. Bij de uitvoering van die werkzaamheden is [appellant] een (arbeids)ongeval overkomen, waarbij hij letsel heeft opgelopen. [appellant] vindt dat zowel Dcd als Current aansprakelijk zijn voor dit ongeval. De kantonrechter heeft de vorderingen van [appellant] tegen Dcd toegewezen, maar die tegen Current afgewezen. Het gaat bij het hof om de vraag of ook Current aansprakelijk voor de gevolgen van het ongeval.2.2 Het hof zal die vraag hierna bespreken, door eerst de relevante feiten te vermelden en door daarna de standpunten van partijen te bespreken. In dat verband zal het hof ingaan op de bezwaren (‘grieven’) van [appellant] tegen de beslissing van de kantonrechter en, zo nodig, ook de door de kantonrechter onbesproken gelaten of verworpen verweren van Current bespreken.3. Relevante feiten
4.4. De bespreking van het geschil
- Current legt glasvezelverbindingen aan. Zij doet dat in opdracht van een landelijk opererende aannemer, die op haar beurt, als hoofdaannemer, werkt in opdracht van de grote kabelmaatschappijen (zoals Ziggo en Casema). De hoofdaannemer werkt met regionale onderaannemers, zoals Current;
- het aanleggen van de glasvezelverbindingen bestaat uit het leggen van een verbinding tussen de centrale kasten van de kabelmaatschappijen en de woningen die moeten worden aangesloten. Om die verbinding aan te leggen, moeten geulen worden gegraven tussen de centrale kasten en de woningen, waarin de kabels worden gelegd, waarna de sleuven worden dichtgemaakt. Die kabels moeten vervolgens worden aangesloten op, aan de ene kant, de centrale kast en, aan de andere kant, de woning;
- het graven van de sleuven en het in de sleuven leggen van de kabels besteedt Current uit aan daarin gespecialiseerde bedrijven, zoals Dcd. Die bedrijven zorgen ervoor dat de kabels in de sleuven gelegd worden van het begin van de centrale kast tot aan de gevel van de aan te sluiten woningen. Als dat is gebeurd, ten bewijze waarvan genoemde gespecialiseerde bedrijven, zoals Dcd, foto’s naar Current sturen, sluiten de monteurs van Current de kabel aan beide zijden aan. Het proces van het
aanleggenvan de kabels bestaat dus uit twee fasen: het
leggenvan de kabels (graven, kabelleggen, dichtmaken van de sleuven en het herstellen van het straatwerk) en het aansluiten (monteren) van de kabels, waarbij Current de eerste fase uitbesteedt aan een onder(onder)aannemer en de tweede fase zelf verzorgt;
- Current heeft zelf geen mensen in dienst die zich bezighouden met graafwerkzaamheden en het leggen van kabels. Haar medewerkers hebben daarvoor ook niet de kennis en kunde en Current beschikt ook niet over het daarvoor noodzakelijke materiaal (graafmachines e.d.). Zij heeft alleen monteurs in dienst, die de tweede fase verzorgen. Die monteurs gaan pas aan het werk na afronding van de eerste fase. Het kan zijn dat er al monteurs van Current aanwezig zijn wanneer er nog gegraven of gelegd wordt, maar die monteurs kunnen pas beginnen met het aansluiten (de tweede fase) wanneer de kabel is gelegd (de eerste fase).
grieven I tot en met IVvan [appellant] falen dan ook in zoverre. Wat [appellant] in deze grieven heeft aangevoerd, zal het hof wel betrekken bij de bespreking van de subsidiaire grondslag van de vordering van [appellant] .
Is Current aansprakelijk op grond van artikel 6:171 BW?4.11 [appellant] heeft subsidiair aangevoerd dat Current op grond van artikel 6:171 BW jegens hem aansprakelijk is. Als opdrachtgever van Dcd is zij aansprakelijk voor de schade die hij, [appellant] , heeft geleden door de fout van Dcd, daarin bestaande dat Dcd haar zorgverplichting jegens hem niet is nagekomen. Het hof begrijpt de stellingen van [appellant] zó, dat de feitelijke grondslag van dit subsidiaire betoog van [appellant] wordt gevormd door wat hij ook ten grondslag heeft gelegd aan zijn betoog dat Current op grond van artikel 7:658 lid 4 BW aansprakelijk is voor de gevolgen van het hem overkomen ongeval.
b. de werkzaamheden waardoor schade is ontstaan moeten zijn verricht ‘ter uitoefening van het bedrijf van de opdrachtgever’;
c. de schade moet zijn ontstaan ten gevolge van een ‘fout’ (een toerekenbare onrechtmatige daad) waarvoor de niet-ondergeschikte aansprakelijk is;
d. de schade moet zijn ontstaan als gevolg van een bij die werkzaamheden begane fout.
Het hof zal nagaan of aan deze vereisten is voldaan. Het stelt daarbij voorop dat de stelplicht en bewijslast ten aanzien van de feiten waaruit volgt dat dit het geval is - dus ook dat sprake is van een fout - op [appellant] rusten.
“
Uit de vermelde wetsgeschiedenis kan voorts worden afgeleid dat de in art. 6:171 BW voorkomende woorden: "werkzaamheden ter uitoefening van diens bedrijf" een belangrijke beperking inhouden. Alleen het geval van degene die aan de bedrijfsuitoefening zelf van de opdrachtgever deelneemt, valt eronder. Het artikel berust op de gedachte dat de eenheid die een onderneming naar buiten vormt, behoort mee te brengen dat een buitenstaander die schade lijdt en voor wie niet is te onderkennen of deze schade is te wijten aan een fout van een ondergeschikte of van een ander die ter uitoefening van het desbetreffende bedrijf werkzaamheden verricht, zich aan deze onderneming kan houden. Deze situatie kan zich volgens de wetsgeschiedenis met name voordoen, omdat de ondernemer werkzaamheden ter uitoefening van zijn bedrijf, zonder dat dit naar buiten kenbaar is, aan niet-ondergeschikte opdrachtnemers kan overlaten.
Maar het feit dat de benadeelde weet dat de schade is veroorzaakt door een fout van een niet-ondergeschikte betekent nog niet dat artikel 6:171 BW toepassing mist, blijkt uit een ander arrest van de Hoge Raad, waarin werd overwogen [5] :
Weliswaar berust art. 6:171 onder meer op de gedachte dat een buitenstaander veelal niet kan onderkennen of de schade te wijten is aan een fout van een ondergeschikte of van een ander die ter uitoefening van het desbetreffende bedrijf werkzaamheden verricht, maar dat brengt niet mee dat de bepaling toepassing zou missen in een geval waarin het de benadeelde duidelijk is dat de schade is veroorzaakt door een fout van een niet-ondergeschikte.”
Er moet dus wel een verband bestaan tussen de werkzaamheden van de opdrachtgever en die van de (zelfstandige) opdrachtnemer en sprake zijn van een, in de ogen van een buitenstaander, naar buiten blijkende eenheid van onderneming. Maar ook als het voor de benadeelde duidelijk is dat de opdrachtnemer niet tot dezelfde onderneming behoort, kan artikel 6:171 BW van toepassing zijn. Dat is het geval indien het door de niet-ondergeschikte uitgevoerde werk door bedrijven, soortgelijk aan dat van de opdrachtgever, ook wel zelf wordt uitgevoerd. Daarin verschilt de invulling van dit vereiste dus van de invulling van het hiervoor besproken tweede vereiste voor de toepasselijkheid van artikel 7:658 lid 4 BW.