In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 september 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door [X] B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag. De zaak betreft de afdrachtvermindering onderwijs zoals geregeld in de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie volksverzekeringen (WVA). De belanghebbende had voor de jaren 2012 en 2013 afdrachtvermindering toegepast voor werknemers die een beroepspraktijkvorming volgden die geregistreerd was in het Centraal Register Beroepsonderwijs. De Inspecteur had echter naheffingsaanslagen opgelegd, omdat hij van mening was dat niet aan de voorwaarden voor de afdrachtvermindering was voldaan.
Het Gerechtshof had geoordeeld dat de Inspecteur bevoegd was om de opleidingen inhoudelijk te toetsen en dat de gevolgde opleidingen niet voldeden aan de eisen van de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB). De belanghebbende stelde echter dat de Inspecteur niet bevoegd was om de opleidingen inhoudelijk te beoordelen en dat de registratie in het Centraal Register voldoende was voor de toepassing van de afdrachtvermindering.
De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende gegrond verklaard en geoordeeld dat de Inspecteur niet bevoegd is om de inhoud van de opleidingen te toetsen. De registratie in het Centraal Register Beroepsonderwijs volstaat om aan te nemen dat de beroepspraktijkvorming deel uitmaakt van de beroepsbegeleidende leerweg. De uitspraak van het Hof is vernietigd en de zaak is verwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor nader onderzoek naar de voorwaarden voor de afdrachtvermindering onderwijs.