Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Arnhem(hierna: de Inspecteur)
[Z](hierna: belanghebbende)
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Vaststaande feiten
Artikel 1. Doel
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de inspecteur van de Belastingdienst tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had geoordeeld dat de afdrachtvermindering onderwijs van belanghebbende, een transportonderneming, terecht was toegepast. De inspecteur had een naheffingsaanslag opgelegd voor het tijdvak van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2012, waarbij ook een boete was opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de praktijkovereenkomst (POK) die belanghebbende met het [B] College had gesloten, voldeed aan de wettelijke eisen en dat belanghebbende had aangetoond dat haar werknemers de beroepspraktijkvorming (BPV) daadwerkelijk hadden gevolgd.
In hoger beroep betwist de inspecteur de rechtsgeldigheid van de POK en stelt dat belanghebbende niet heeft aangetoond dat de werknemers de BPV hebben gevolgd. Het hof oordeelt dat de POK op verschillende onderdelen niet voldoet aan de eisen van de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB), waardoor controle door de Belastingdienst wordt bemoeilijkt. Het hof concludeert dat belanghebbende geen recht heeft op de afdrachtvermindering, omdat de POK niet aan de wettelijke voorwaarden voldoet en er onvoldoende bewijs is dat de BPV daadwerkelijk is gevolgd. De boete die door de rechtbank was opgelegd, wordt door het hof bevestigd, maar de overige beslissingen van de rechtbank worden vernietigd. Het hof verklaart het beroep van belanghebbende ongegrond.