In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, is het hoger beroep van belanghebbende, [X] B.V., aan de orde na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden. De zaak betreft de naheffingsaanslagen loonheffing die zijn opgelegd voor de jaren 2012 en 2013. De inspecteur van de Belastingdienst had aan belanghebbende een naheffingsaanslag opgelegd van € 31.681 voor 2012 en € 26.581 voor 2013. Na bezwaar van belanghebbende handhaafde de inspecteur deze aanslagen. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, maar het Gerechtshof Den Haag bevestigde deze uitspraak. Belanghebbende ging in cassatie bij de Hoge Raad, die het beroep gegrond verklaarde en de zaak ter verdere behandeling verwees naar het Gerechtshof Amsterdam.
Na verwijzing heeft het Hof partijen in de gelegenheid gesteld om schriftelijke reacties in te dienen. De inspecteur heeft op 26 september 2018 per brief laten weten dat de naheffingsaanslagen zullen worden ingetrokken. Belanghebbende heeft hiermee ingestemd en verzocht om zo spoedig mogelijk uitspraak te doen. Het Hof heeft vastgesteld dat er geen geschil meer is over de naheffingsaanslagen, waardoor het hoger beroep van belanghebbende gegrond is.
Het Hof heeft de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, die in totaal € 2.503,50 bedragen. Tevens is de inspecteur gelast om het betaalde griffierecht van in totaal € 828 aan belanghebbende te vergoeden. De uitspraak is gedaan op 9 oktober 2018 door de vierde meervoudige belastingkamer van het Gerechtshof Amsterdam.