Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het tweede middel
3.Slotsom
4.Beslissing
14 februari 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 februari 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft een verdachte die als bestuurder van [A] Holding NV wordt beschuldigd van het niet tijdig melden van wijzigingen in het aantal aandelen aan de Minister van Financiën en de Autoriteit Financiële Markten, zoals vereist op grond van artikel 2a van de Wet melding zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen 1996. De tenlastelegging omvat meerdere feiten die zich hebben voorgedaan tussen 1 juni 2003 en 31 mei 2004.
De verdachte is in eerste aanleg veroordeeld tot een geldboete van € 90.000,-, subsidiair 365 dagen hechtenis. In cassatie heeft de advocaat van de verdachte aangevoerd dat de feiten zijn verjaard. De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot niet-ontvankelijkverklaring van de Officier van Justitie in de vervolging. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de verjaringstermijn in dit geval ten hoogste twee maal zes jaren bedraagt, waardoor het recht tot strafvordering is vervallen.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd en de Officier van Justitie alsnog niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en E.F. Faase, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.