ECLI:NL:HR:2015:2744

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 september 2015
Publicatiedatum
18 september 2015
Zaaknummer
14/04762
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieverzoek tot vaststelling Nederlanderschap en familierechtelijke betrekking naar Ghanees recht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 september 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarbij de verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.M. Tjon-En-Fa, het beroep heeft ingesteld tegen de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.M. van Asperen. De zaak betreft een verzoek tot vaststelling van het Nederlanderschap van de verzoeker, waarbij ook de vraag aan de orde is of er een familierechtelijke betrekking bestaat naar Ghanees recht. Dit verzoek is gedaan op basis van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN).

De Hoge Raad verwijst in zijn beschikking naar eerdere uitspraken, waaronder de beschikking van 5 april 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BY8282) en de beschikking van het gerechtshof Den Haag van 18 juni 2014. De verzoeker heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van het hof, dat op zijn beurt de verzoeker in het ongelijk heeft gesteld. De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het cassatieberoep, wat de Hoge Raad uiteindelijk ook heeft gedaan.

De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), waarbij de Hoge Raad concludeert dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De beschikking van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

18 september 2015
Eerste Kamer
14/04762
LZ/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. E.M. Tjon-En-Fa,
t e g e n
de STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Veiligheid en Justitie, Immigratie- en Naturalisatiedienst),
zetelende te Den Haag,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. M.M. van Asperen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] en de Staat.

1.Het geding

Voor het verloop van het geding tot dusver verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. zijn beschikking in de zaak 12/02336 ECLI:NL:HR:2013:BY8282, van 5 april 2013;
b. de beschikking in de zaak 200.139.123/01 van het gerechtshof Den Haag van 18 juni 2014, verbeterd bij beschikking van 1 oktober 2014.
De beschikkingen van het hof zijn aan deze beschikking gehecht.

2.Het tweede geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof van 18 juni 2014 heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [verzoeker] heeft bij brief van 18 juni 2015 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
18 september 2015.