ECLI:NL:HR:2013:BY8282

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 april 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/02336
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vaststelling van het Nederlanderschap en de gevolgen van erkenning in het buitenland

In deze zaak verzocht [verzoeker] de Hoge Raad om vast te stellen dat hij de Nederlandse nationaliteit bezit, op basis van een erkenning door [betrokkene 3] op 6 mei 2002. De rechtbank had eerder het verzoek afgewezen, omdat [verzoeker] volgens Ghanees recht al een juridische vader had op het moment van erkenning. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank onvoldoende had gemotiveerd waarom het biologische vaderschap van [betrokkene 2] leidde tot de conclusie dat [verzoeker] al een juridische vader had. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank en verwees de zaak naar het gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling. De Staat werd veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verzoeker] werden begroot op € 2.547,38.

Uitspraak

5 april 2013
Eerste Kamer
12/02336
TT/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. W.E. Pors,
t e g e n
STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Immigratie- en Naturalisatiedienst),
zetelende te Den Haag,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] en de Staat.
1. Het geding in feitelijke instantie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak 287170 / HA RK 07-505 van de rechtbank 's-Gravenhage van 9 februari 2012.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [verzoeker] heeft bij brief van 18 januari 2013 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [verzoeker] is op [geboortedatum] 1985 geboren te Kenyasi (Ghana) als zoon van [betrokkene 1].
(ii) Volgens een geboorteakte van 19 december 1985 met nummer 83 is [verzoeker] op [geboortedatum] 1985 geboren als zoon van [betrokkene 2] en [betrokkene 1].
(iii) Op 6 mei 2002 is in Nederland een notariële akte van erkenning opgemaakt waaruit blijkt dat [betrokkene 3], van Nederlandse nationaliteit, heeft verklaard [verzoeker] te erkennen zodat tussen hem en [verzoeker] familierechtelijke betrekkingen ontstaan. [betrokkene 1] heeft toestemming tot de erkenning verleend. [verzoeker] heeft schriftelijk verklaard toestemming te geven voor de erkenning. Bij de erkenning had de notaris de beschikking over een afschrift van een geboorteakte nr. 216, op 18 september 1987 geregistreerd te Goaso (Ghana) en afgegeven op 27 november 2001. In die akte is geen naam van een vader van [verzoeker] vermeld.
(iv) Op 29 december 2008 is de hiervoor genoemde akte van erkenning gerectificeerd, waarbij de notaris uitdrukkelijk heeft verklaard dat Kenyasi de juiste plaatsnaam van het geboorteregister van [verzoeker] is.
(v) Bij besluit van 12 oktober 2008 heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand te Amsterdam het verzoek van [betrokkene 3] tot inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie van de geboorteakte en de akte van erkenning van [verzoeker] afgewezen.
(vi) Op 6 november 2009 zijn [verzoeker] en [betrokkene 3] in het kader van een onderzoek naar een eventuele schijnerkenning gehoord door twee medewerkers van de gemeente Amsterdam, Dienst Persoons- en Geo-informatie. Bij brief van 18 januari 2010 is namens deze dienst aan de advocaat van [verzoeker] bericht dat na overleg met de officier van justitie is besloten om geen verzoek bij de rechtbank in te dienen tot vernietiging van de erkenningsakte.
3.2.1 [verzoeker] heeft de rechtbank op de voet van art. 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap verzocht vast te stellen dat hij de Nederlandse nationaliteit bezit.
Hij heeft daartoe gesteld dat hij op 6 mei 2002 rechtsgeldig is erkend door [betrokkene 3], waardoor hij in het bezit is gekomen van de Nederlandse nationaliteit.
3.2.2 De rechtbank heeft het verzoek afgewezen op de grond dat [verzoeker] naar Ghanees recht al een juridische vader had op de datum van erkenning (6 mei 2002), zodat [betrokkene 3] in Nederland niet rechtsgeldig kon overgaan tot erkenning van [verzoeker] (rov. 4.5). De rechtbank heeft daartoe, samengevat, het volgende overwogen.
In geschil is of ten tijde van de erkenning door [betrokkene 3], [betrokkene 2] de juridische vader van [verzoeker] was.
Nu niet is gebleken dat [betrokkene 1] ten tijde van de geboorte van [verzoeker] gehuwd was met [betrokkene 2], moet worden nagegaan of [betrokkene 2] een handeling heeft verricht die is aan te merken als de erkenning van [verzoeker]. Op grond van art. 10:95 BW wordt de vraag of tussen [verzoeker] en [betrokkene 2] familierechtelijke betrekkingen zijn ontstaan, bepaald door het recht van Ghana, zijnde de staat waarvan [betrokkene 2] de nationaliteit heeft. Daarmee staat ter beoordeling of naar Ghanees recht tussen [verzoeker] en [betrokkene 2] een familierechtelijke betrekking bestaat die op één lijn kan worden gesteld met de familierechtelijke betrekking die naar Nederlands recht ontstaat als gevolg van erkenning door een man van een kind. (rov. 4.2)
De rechtbank gaat ervan uit dat de eerste geboorteregistratie op 19 december 1985 rechtsgeldig is en dat [verzoeker] overeenkomstig de hiervoor in 3.1 onder (ii) vermelde geboorteakte is geboren als zoon van [betrokkene 2] en [betrokkene 1]. (rov. 4.3)
De rechtbank overwoog vervolgens:
"4.4. Uitgangspunt is, gelet ook op de uitspraak van de familiekamer van deze rechtbank van 10 maart 2008 (LJN: BC6198), dat tussen een vader en zijn (biologische) kind naar Ghanees recht bij de geboorte van het kind een familierechtelijke betrekking ontstaat, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen kinderen die zijn geboren binnen of buiten het huwelijk. [betrokkene 2] staat op de hiervoor vermelde geboorteakte (nummer 83) als vader vermeld. In Ghana registreert de ambtenaar van de burgerlijke stand evenwel slechts wat hem door de aangever wordt medegedeeld. De in de geboorteakte op te nemen gegevens worden door hem niet op juistheid gecontroleerd. De omstandigheid dat een man in de geboorteakte als vader van het kind staat vermeld, kan naar Ghanees recht niet gelden als (volledig) bewijs voor de (on)wettigheid van het kind en wordt niet op zichzelf aangemerkt als een vorm van (juridische) erkenning van het vaderschap van het kind. De enkele omstandigheid dat [betrokkene 2] in de geboorteakte als vader van [verzoeker] is vermeld, is derhalve niet voldoende om aan te nemen dat hij naar Ghanees recht als de juridische vader van [verzoeker] kan worden aangemerkt. De rechtbank acht van doorslaggevend belang dat [betrokkene 2] door [verzoeker] zelf als zijn biologische vader wordt beschouwd. [verzoeker] heeft immers tijdens de hoorzitting van 6 november 2009 in antwoord op de vraag of hij [betrokkene 2] kent en weet wie die persoon is, verklaard dat hij "zijn vader" niet kent en dat hij in Ghana is verzorgd door zijn oom. In de onderhavige procedure is de afstamming ter zitting bevestigd met de mededeling van [de raadsman van [verzoeker]] dat [verzoeker] door zijn moeder is vernoemd naar zijn biologische vader. [betrokkene 1] is zelf in de geboorteakte als informant genoemd. De rechtbank neemt daarom aan dat [betrokkene 2] de biologische vader is van [verzoeker]. [verzoeker] draagt zijn geslachtsnaam dus niet ten onrechte, ongeacht of in Ghana een naamgevingsceremonie heeft plaatsgevonden. De enkele omstandigheid dat [betrokkene 2] niet heeft bijgedragen in de verzorging en het onderhoud van [verzoeker], is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om aan te nemen dat in Ghana geen familiebetrekking is ontstaan."
3.3 De rechtbank heeft in rov. 4.4 tot uitgangspunt genomen dat naar Ghanees recht tussen een vader en zijn (biologisch) kind bij de geboorte een familierechtelijke betrekking ontstaat, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen kinderen die zijn geboren binnen of buiten het huwelijk. De rechtbank heeft dit uitgangspunt kennelijk (mede) afgeleid uit haar eerdere uitspraak van 10 maart 2008 (LJN BC6198). Het middel klaagt terecht dat het door de rechtbank aangenomen uitgangspunt niet volgt uit die eerdere uitspraak en evenmin steun vindt in het debat van partijen in de onderhavige zaak.
Nu de rechtbank niet nader heeft uiteengezet op welke gronden haar uitgangspunt steunt, heeft zij haar oordeel dat het enkele biologische vaderschap naar Ghanees recht familierechtelijke betrekkingen doet ontstaan, onvoldoende gemotiveerd. Derhalve kon de rechtbank zonder nadere motivering evenmin doorslaggevend gewicht toekennen aan omstandigheden die erop wijzen dat [betrokkene 2] de biologische vader van [verzoeker] is.
Het middel klaagt dan ook terecht dat onbegrijpelijk is dat de rechtbank aan het oordeel dat [betrokkene 2] de biologische vader is, de conclusie verbindt dat [verzoeker] naar Ghanees recht al vóór de erkenning door [betrokkene 3] een juridische vader had (rov. 4.5).
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 9 februari 2012;
verwijst het geding naar het gerechtshof Den Haag ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt de Staat in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verzoeker] begroot op € 347,38 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en G. de Groot, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 5 april 2013.