ECLI:NL:HR:2013:BY8282
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot vaststelling van het Nederlanderschap en de gevolgen van erkenning in het buitenland
In deze zaak verzocht [verzoeker] de Hoge Raad om vast te stellen dat hij de Nederlandse nationaliteit bezit, op basis van een erkenning door [betrokkene 3] op 6 mei 2002. De rechtbank had eerder het verzoek afgewezen, omdat [verzoeker] volgens Ghanees recht al een juridische vader had op het moment van erkenning. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank onvoldoende had gemotiveerd waarom het biologische vaderschap van [betrokkene 2] leidde tot de conclusie dat [verzoeker] al een juridische vader had. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank en verwees de zaak naar het gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling. De Staat werd veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verzoeker] werden begroot op € 2.547,38.