In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 oktober 2014 uitspraak gedaan in een jurisdictiegeschil tussen het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het geschil ontstond naar aanleiding van een verzoek van het Hof, gedateerd 15 april 2014, om uitspraak te doen over de bevoegdheid om kennis te nemen van een hoger beroep inzake een geschil over de hoogte van een financiële tegemoetkoming op basis van het Tijdelijk besluit tegemoetkoming buitengewone uitgaven (TBU). De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een beschikking van de Inspecteur die de tegemoetkoming had vastgesteld.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de beschikking TBU geen belastingaanslag of voor bezwaar vatbare beschikking is in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). Dit betekent dat de algemene bestuursrechter bevoegd is om kennis te nemen van het geschil. De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de bevoegde rechter is voor het hoger beroep in deze zaak. De Hoge Raad heeft de Afdeling dan ook aangewezen als de rechter die het hoger beroep van de belanghebbende in behandeling zal nemen.
De uitspraak van de Hoge Raad verduidelijkt de bevoegdheidsverdeling tussen de verschillende rechtscolleges in Nederland, met name in zaken die betrekking hebben op financiële tegemoetkomingen die niet onder de belastingwetgeving vallen. Dit arrest is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de grenzen van de bevoegdheid van de belastingrechter en de algemene bestuursrechter in dergelijke geschillen vaststelt.