ECLI:NL:RBZWB:2023:8589

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
BRE 22_5156
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de belastingrechter in geschil over TSZ-beschikking

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 december 2023, wordt het beroep van de belanghebbende beoordeeld, die stelt dat de inspecteur van de Belastingdienst niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag om een TSZ-beschikking. De rechtbank constateert echter dat zij als belastingrechter onbevoegd is om over deze zaak te oordelen. Dit is gebaseerd op de vaststelling dat de wetgever heeft gekozen om geschillen over de verzilveringsregeling, die onder de specifieke zorgkosten valt, te laten behandelen door de algemene bestuursrechter en niet door de belastingrechter. De rechtbank wijst erop dat de belanghebbende eerst een ingebrekestelling moet indienen bij het bestuursorgaan voordat zij beroep kan instellen.

De rechtbank legt uit dat, hoewel de belanghebbende een aanvraag heeft gedaan voor een TSZ-beschikking, de bevoegdheid om hierover te oordelen niet bij de belastingrechter ligt. De rechtbank is van mening dat de inspecteur weliswaar verantwoordelijk is voor het nemen van een besluit, maar dat de algemene bestuursrechter de juiste instantie is om geschillen over het niet tijdig beslissen te behandelen. Daarom zal de rechtbank het beroep doorsturen naar de algemene bestuursrechter.

In de conclusie stelt de rechtbank vast dat zij zich onbevoegd verklaart en dat het griffierecht niet wordt terugbetaald, aangezien dit ook verschuldigd is voor het starten van een procedure bij de bestuursrechter. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/5156

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 december 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat belanghebbende heeft ingesteld omdat de inspecteur volgens haar niet op tijd heeft beslist op de aanvraag om een TSZ-beschikking.
1.1.
Omdat de belastingrechter kennelijk onbevoegd is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
3. Belanghebbende heeft een aanvraag gedaan om een zogenoemde TSZ-beschikking (de verzilveringsregeling). De rechtbank stelt vast dat de wetgever ervoor heeft gekozen om de “verzilveringsregeling” specifieke zorgkosten in een afzonderlijk besluit vast te leggen. [2] Daarbij is de inspecteur aangewezen als degene die een besluit moet nemen, maar uit de totstandkomingsgeschiedenis volgt dat niet de belastingrechter, maar de algemene bestuursrechter bevoegd is om over geschillen over (het niet nemen van) een zodanige beschikking te oordelen, omdat de regeling geen fiscale regeling is. [3] Deze rechtbank is in de hoedanigheid van belastingrechter dus onbevoegd. [4]
4. De rechtbank als aangezochte belastingrechter zal dan ook geen oordeel geven over een mogelijk verschuldigde dwangsom omdat de inspecteur wellicht niet tijdig heeft beslist op de aanvraag van belanghebbende. De kennelijke onbevoegdheid geldt namelijk ook voor de met de hoofdbeslissing samenhangende beslissingen. [5]
5. Dit betekent niet dat belanghebbende dit geschil niet voor een rechter aan de orde kan stellen. Dat kan belanghebbende wel, maar hij moet dan bij de algemene bestuursrechter zijn. De rechtbank zal het beroep doorsturen naar de algemene bestuursrechter.

Conclusie en gevolgen

6. De rechtbank is kennelijk onbevoegd. De kennelijke onbevoegdheid geldt tevens voor het beroep niet tijdig beslissen. De belastingrechter zal het beroep doorsturen naar de algemene bestuursrechter. Het griffierecht zal niet worden terugbetaald omdat dit ook verschuldigd is voor het starten van een procedure bij de bestuursrechter. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart zich onbevoegd;
  • draagt de griffier op het beroep door te sturen naar de algemene bestuursrechter.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. W.C.C. Koreman-de Bok, griffier, op 7 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Besluit van 31 mei 2010, houdende regels inzake een financiële tegemoetkoming ter zake van uitgaven voor specifieke zorgkosten die in de inkomstenbelasting als gevolg van heffingskortingen niet of niet geheel zijn verzilverd alsmede wijziging van enige andere regelingen (Besluit tegemoetkoming specifieke zorgkosten), Staatsblad 2010, 261.
3.Nota van toelichting op artikel 3 van het Besluit tegemoetkoming specifieke zorgkosten, Staatsblad 2010, 261 (pag. 15).
4.Vgl. Hoge Raad 17 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2983.
5.Zie Hoge Raad 20 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1797.