In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 december 2023, wordt het beroep van de belanghebbende beoordeeld, die stelt dat de inspecteur van de Belastingdienst niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag om een TSZ-beschikking. De rechtbank constateert echter dat zij als belastingrechter onbevoegd is om over deze zaak te oordelen. Dit is gebaseerd op de vaststelling dat de wetgever heeft gekozen om geschillen over de verzilveringsregeling, die onder de specifieke zorgkosten valt, te laten behandelen door de algemene bestuursrechter en niet door de belastingrechter. De rechtbank wijst erop dat de belanghebbende eerst een ingebrekestelling moet indienen bij het bestuursorgaan voordat zij beroep kan instellen.
De rechtbank legt uit dat, hoewel de belanghebbende een aanvraag heeft gedaan voor een TSZ-beschikking, de bevoegdheid om hierover te oordelen niet bij de belastingrechter ligt. De rechtbank is van mening dat de inspecteur weliswaar verantwoordelijk is voor het nemen van een besluit, maar dat de algemene bestuursrechter de juiste instantie is om geschillen over het niet tijdig beslissen te behandelen. Daarom zal de rechtbank het beroep doorsturen naar de algemene bestuursrechter.
In de conclusie stelt de rechtbank vast dat zij zich onbevoegd verklaart en dat het griffierecht niet wordt terugbetaald, aangezien dit ook verschuldigd is voor het starten van een procedure bij de bestuursrechter. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.