Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[eiseres] , te [plaats] , eiseres
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Arnhem, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
bezwaarfaseoverweegt de rechtbank als volgt. Op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden kosten, die een belastingplichtige in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed
op verzoekvan de belastingplichtige voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de stukken van het geding niet dat eiseres tijdig, dus voor het doen van uitspraak op bezwaar, een verzoek heeft gedaan om een kostenvergoeding voor de bezwaarfase. Daarom kan de rechtbank geen vergoeding toekennen voor de proceskosten in de bezwaarfase.
beroepsfaseoverweegt de rechtbank dat er aanleiding is om een kostenvergoeding toe te kennen overeenkomstig de forfaitaire regeling van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Er zijn twee proceshandelingen verricht die volgens de regeling van het Bpb een vergoeding kunnen opleveren, namelijk de indiening van het beroepschrift door de gemachtigde en de aanwezigheid op zitting van de gemachtigde.
tussenverschillende fasen, zoals bezwaar versus beroep. [1] Gelet hierop zal de rechtbank uitgaan van een gewicht van 1 voor de gehele beroepsfase.
1. Indien de bestuursrechter het beroep gegrond verklaart, kan hij, indien daarvoor gronden zijn, op verzoek van een partij het bestuursorgaan veroordelen tot vergoeding van de schade die die partij lijdt.”
5.3. Indien een belastingplichtige in zijn aangifte een aftrekpost opvoert en bij de aanslagregeling wordt geconstateerd dat hij op die aftrek (gedeeltelijk) geen recht heeft, is het niet onrechtmatig indien de inspecteur vervolgens onderzoek gaat doen naar aangiften van eerdere jaren. Evenmin onrechtmatig is het besluit van de inspecteur om – na die constatering – de aangiften van de belastingplichtige over latere jaren te gaan controleren. Dat geldt in beginsel ook indien die constatering ertoe leidt dat gegevens van de belastingplichtige worden opgeslagen in een bestand, en zelfs indien die gegevensverwerking op zichzelf beschouwd onrechtmatig is. De rechtmatigheid van het besluit van de inspecteur om een aangifte te controleren wordt in beginsel niet aangetast door de manier waarop informatie over de belastingplichtige is verwerkt.