ECLI:NL:HR:2012:BW7172
Hoge Raad
- Cassatie
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- F.B. Bakels
- A.H.T. Heisterkamp
- C.E. Drion
- Rechtspraak.nl
Huur van onbebouwde onroerende zaak en toepassing van huurrecht bedrijfsruimte
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juli 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiseres], gevestigd te [vestigingsplaats], en de Gemeente Rotterdam. De zaak betreft de huur van onbebouwde onroerende zaken, specifiek in relatie tot de toepassing van het huurrecht voor bedrijfsruimte zoals vastgelegd in artikel 7:290 e.v. BW. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten, waaronder een vonnis van de kantonrechter te Rotterdam en een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage, die beide de vordering van [eiseres] om het huurregime van bedrijfsruimte van toepassing te verklaren, hebben afgewezen.
De kern van de zaak draait om de vraag of de huurovereenkomsten die zijn gesloten tussen de Gemeente en de Benzine en Petroleum Handel Maatschappij (BPM), en later met [eiseres], kunnen worden gekwalificeerd als huur van onbebouwde grond of als huur van bedrijfsruimte. De Hoge Raad oordeelt dat de huurovereenkomsten in wezen betrekking hebben op de verhuur van onbebouwde grond, met de verplichting voor de huurder om daarop een tankpost te stichten. Dit oordeel is gebaseerd op de bepalingen in de huurovereenkomsten en de intenties van de partijen bij het sluiten van deze overeenkomsten.
De Hoge Raad verwerpt het beroep van [eiseres] en bevestigt de eerdere uitspraken van de lagere rechters. De kosten van het geding in cassatie worden voor rekening van [eiseres] gesteld, met een specificatie van de kosten aan de zijde van de Gemeente. Dit arrest benadrukt de noodzaak om bij de kwalificatie van huurovereenkomsten niet alleen naar de tekst van de overeenkomst te kijken, maar ook naar de feitelijke situatie en de bedoelingen van de partijen.